ECLI:NL:OGEAA:2018:762

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
283 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen veroordeelde

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 november 2018 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, en betrof de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. De veroordeelde was niet verschenen tijdens de behandeling van de vordering, maar zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo, was wel aanwezig. De officier van justitie vorderde dat het gerecht de maatregel van ontneming zou opleggen, waarbij het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op Afl. 27.357,31, vermeerderd met eventuele rente. Tevens werd verzocht om vervangende hechtenis indien de veroordeelde niet in staat zou zijn om het bedrag te betalen.

Het gerecht heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde en zijn echtgenote aanzienlijke bedragen op spaarrekeningen hadden staan, terwijl er geen legale inkomstenbronnen waren die deze bedragen konden verklaren. Uit het onderzoek bleek dat de veroordeelde in de periode van 2013 tot 2015 aanzienlijke contante transacties had gedaan in casino's, wat leidde tot de conclusie dat hij wederrechtelijk voordeel had genoten. Het gerecht oordeelde dat de vordering van de officier van justitie gegrond was en legde de verplichting op tot betaling van het vastgestelde bedrag aan het Land Aruba. Bij gebreke van volledige betaling zou vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 140 dagen.

De beslissing werd genomen op basis van artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. Het gerecht benadrukte dat de duur van de vervangende hechtenis niet zou worden verminderd door het voldoen van slechts een gedeelte van het verschuldigde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. Y.M. Vanwersch en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
B E S L I S S I N G
op de vordering van de officier van justitie ex artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],.

1.Onderzoek van de zaak

1.1
De vordering is inhoudelijk behandeld ter openbare terechtzitting van 13 september 2018. De veroordeelde is niet verschenen. Als raadsman is mr. V.A.V. Carlo aanwezig geweest.
1.2
Het gerecht heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de veroordeelde ter terechtzitting naar voren is gebracht. Het gerecht heeft verder kennis genomen van het procesdossier in de zaak met opgemeld parketnummer.

2.Grondslag van de vordering

2.1
De veroordeelde is bij vonnis van dit gerecht van 2 juni 2016, voor zover van belang, veroordeeld ter zake van:
In de zaak met parketnummer P-2015/07651
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder B van de Landsverordening verdovende middelen.
In de zaak met parketnummer P-2015/12045
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A van de Landsverordening verdovende middelen.
2.2
Het gerecht neemt als grondslag van de vordering in aanmerking het bij voormeld vonnis bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer P-2015/07651.

3.De vordering

3.1
De vordering van 30 mei 2018 van de officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, strekt er toe dat het gerecht de maatregel van ontneming van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 1:77, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, oplegt tot betaling aan het Land Aruba van het geschatte voordeel tot een bedrag van Afl. 27.357,31,-, vermeerderd met de eventueel over dat bedrag geaccumuleerde rente.
Tevens vordert de officier van justitie dat het gerecht vervangende hechtenis toepast, indien volledige betaling van het verschuldigde bedrag of het volledig verhaal uitblijft.

4.De verdediging

Door de verdediging is in wezen geen ander verweer gevoerd, dan dat er voldoende aanwijzingen in het dossier zijn dat het niet om illegaal verkregen vermogen gaat.

5.Beoordeling

5.1
Uit onderzoek is gebleken dat [veroordeelde] en zijn echtgenote [echtgenote veroordeelde] elk op 17 januari 2013 een spaarrekening bij de Caribbean Mercantile Bank N.V. hebben geopend. Op de spaarrekening van [veroordeelde] stond een positief saldo van Afl. 27.357,31,-. Uit onderzoek is gebleken dat hij maandelijks geldbedragen tussen Afl.800,00 en Afl.3.000,00 op zijn spaarrekening stortte. Op de spaarrekening van zijn echtgenote stond een positief saldo van Afl.24.871,73. Uit onderzoek bleek dat ook zij maandelijks geldbedragen die varieerden van Afl. 1.000,00 tot Afl. 2.000,00 stortte.
5.2
Uit de verklaring van de Directeur van het Departemento di Impuesto van 25 juni 2015 volgt dat [veroordeelde] tot dan niet voorkwam in enige geregistreerde verzamelloonstaat of verzamelstaat derden. Aldus gaat het gerecht ervan uit dat [veroordeelde] tot 5 juni 2015 geen inkomen uit legale arbeid heeft gehad. Zijn echtgenote had hooguit tot en met april 2013 inkomen uit legale arbeid genoten, doch dit inkomen verklaart niet haar spaargeld.
5.3
Voorts is uit onderzoek gebleken dat [veroordeelde] en zijn echtgenote in de periode januari 2013 tot juni 2015 in totaal minstens Afl. 67.700, 87 aan huur en utiliteiten hebben uitgegeven, zonder dat hier een legale inkomstenbron tegenover stond. Daarnaast zijn er in de periode juli 2013 tot en met 21 januari 2015 door verschillende casino’s meldingen bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties gedaan ten aanzien van [veroordeelde]. Hieruit volgt dat [veroordeelde] 52 contante transacties had gedaan voor een totaal bedrag van Afl 854.437,20. Volgens de analyse van het Bureau Financiële Onderzoeken is gebleken dat [veroordeelde] gedurende de periode van 1 juli 2013 tot en met 21 januari 2018 een bedrag van $18.075,00 heeft gewonnen en een bedrag van $42.700,00 in de casino’s heeft verloren.
5.2
Op grond van het voorgaande is het gerecht van oordeel dat de veroordeelde uit het bewezenverklaarde feit in de zaak met parketnummer P-2015/07651 wederrechtelijk voordeel heeft genoten.

6.Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel

6.1
Het gerecht volgt de officier van justitie en gaat uit van het door haar berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van Afl. 27.357,31.
6.2
Voorts is het gerecht van oordeel dat niet is gebleken of anderszins aannemelijk is geworden dat veroordeeldes draagkracht zowel nu als in de toekomst niet toereikend zal zijn om aan zijn verplichting tot betaling van dit bedrag te voldoen.
6.3
Het gerecht zal de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van het bedrag ad Afl. 27.357,31 aan het Land Aruba ter ontneming van het wederechtelijk verkregen voordeel. Bij niet volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden toegepast.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 1:77, tweede en derde lid, juncto artikel 1:59 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

Het gerecht:
9.1
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
ZEVENENTWINTIGDUIZEND DRIEHONDERDZEVENENVIJFTIG FLORIN EN EENENDERTIG CENT (Afl.27.357,31);
9.2
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van voormeld bedrag aan het Land Aruba ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
9.3
bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
HONDERDVEERTIG (140) DAGEN;
9.4
bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis niet wordt verminderd door het voldoen van slechts een gedeelte van het verschuldigde bedrag.
Deze beslissing is gegeven door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 1 november 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.