ECLI:NL:OGEAA:2018:774
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake echtscheiding en bewijslevering in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen twee partijen, aangeduid als [de vrouw] en [de man]. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat is ingediend door [de vrouw], die vertegenwoordigd werd door haar advocaat mr. G.L. Griffith. De gedaagde, [de man], werd vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.B.A. Coffie. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij eerder een beschikking is uitgesproken op 22 februari 2016, waarin de echtscheiding werd uitgesproken. Deze beschikking is op 12 april 2016 door [de vrouw] hersteld, omdat er een fout in de huwelijksdatum stond. De herstelde beschikking is op 26 augustus 2018 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand, maar de vraag is of deze inschrijving tijdig heeft plaatsgevonden volgens de wettelijke vereisten van artikel 1:163 BW.
Tijdens de zitting op 27 september 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft in het tussenvonnis van 29 augustus 2018 al enkele overwegingen en beslissingen geformuleerd. De kern van de zaak draait om de vraag of de inschrijving van de herstelde beschikking binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat indien de inschrijving pas op 26 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, dit niet binnen de vereiste termijn van zes maanden na de datum waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, is gebeurd. Dit zou betekenen dat de beschikking zijn kracht had verloren en de echtscheiding niet rechtsgeldig zou zijn.
[De vrouw] heeft echter gesteld dat zij eerder, voor de uitspraak van de herstelbeschikking, al om inschrijving had verzocht, maar dat dit verzoek niet is gehonoreerd vanwege de fout in de beschikking. Het Gerecht heeft besloten dat [de vrouw] bewijs moet leveren van haar stelling en heeft de zaak verwezen naar een nieuwe zitting op 10 januari 2019, waar getuigen zullen worden gehoord. Tot die tijd is iedere verdere beslissing aangehouden.