ECLI:NL:OGEAA:2018:784

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
330 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en verbeurdverklaring in strafzaak tegen verdachte voor afpersing

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van afpersing. De feiten vonden plaats op 17 maart 2018, toen de verdachte met een mes de aangeefster dwong tot de afgifte van een geldbedrag van 25 Arubaanse florins. Tijdens de rechtszitting op 13 september 2018, werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards, en de officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste dat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging en in een psychiatrische inrichting werd geplaatst voor een jaar. De raadsvrouw pleitte echter voor ontslag van rechtsvervolging en stelde dat behandeling ook op vrijwillige basis kon plaatsvinden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, zoals bevestigd door een rapport van psychiater N.A. Kingsale. De psychiater concludeerde dat de verdachte manisch psychotisch was en niet in staat was om zijn daden te begrijpen. Het Gerecht oordeelde dat plaatsing in een psychiatrische inrichting voor een jaar niet geïndiceerd was, en dat een vrijwillige behandeling meer passend zou zijn. De familie van de verdachte bood voldoende garanties voor ondersteuning bij de ambulante behandeling.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens werd het in beslag genomen keukenmes, dat bij de afpersing was gebruikt, verbeurd verklaard. De beslissing werd genomen op 13 september 2018 door rechter mr. Y.M. Vanwersch, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/02737
Zaaknummer: 330 van 2018
Uitspraak: 13 september 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door raadsvrouw mr. C.S. Edwards, occuperende voor mr. P.M.E. Mohamed, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat verdachte in een psychiatrische inrichting wordt geplaatst voor de duur van één jaar.
Haar vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft tevens bepleit het plaatsen van verdachte in een psychiatrische inrichting voor de duur van één jaar niet nodig is, omdat de behandeling volgens de raadsvrouwe ook op vrijwillige basis kan geschieden.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dat hij op of omstreeks 17 maart 2018 te Aruba,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van Afl. 25,-, althans een geldbedrag
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte een mes aan voornoemde [slachtoffer] had getoond
en dreigend aan haar had gezegd/geschreeuwd:
“Dunami e placa” en/of “Dunami mas placa”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
(artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
dat hij op
of omstreeks17 maart 2018 te Aruba,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van Afl. 25,-,
althans een geldbedrag
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk
geweld enbedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte een mes aan voornoemde [slachtoffer] had getoond
en dreigend aan haar had gezegd/geschreeuwd:
“Dunami e placa” en
/of“Dunami mas placa”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en
/ofstrekking

5.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
1. Een proces-verbaal van bevindingen, bijlage 01, proces-verbaalnummer A-06/2018, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier en agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, beiden dienstdoende bij de Sectie Surveillance Sint Nicolaas, voor zover inhoudende, als
relaas van bevindingen, -zakelijk weergegeven-:
Op 17 maart 2018 spraken verbalisanten de vrouw [slachtoffer] aan in verband met een gewapende overval. Zij herkende de overvaller als de voor haar bekende man die in het verleden als beveiligingsambtenaar bij het [naam bank] bank te Sint Nicolaas werkte. Zij verklaarde dat hij onder zijn rechter onderarmoksel een
“groot mes”vasthield. Dat de gewapende man haar hierna in een bedreigende stem en toon in het Papiamento had geschreeuwd:
“Dunami e placa”.Dat zij hierna het kasregister opendeed en de met het mes gewapende man, één (1) bankbiljet van vijfentwintig (25) Arubaanse Florins overhandigde. Dat nadat zij de gewapende man het bankbiljet had overhandigd hij haar in een bedreigende stem in het Papiamento schreeuwde:
“Dunami mas placa”.
[slachtoffer] zag dat de man hierna het mes over zijn rug op de grond had gegooid en vervolgens in de westelijke richting wegliep.
Ter plaatse zei een omstander tegen verbalisanten, dat hij gezien had dat een onbekende vrouw een mes op het trottoir van “[supermarkt]” op de grond had gevonden en deze vervolgens in de vuilniscontainer had gegooid. Wij verbalisanten deden de vuilniscontainer open en troffen het mes daarin aan. Toen de aangeefster het mes zag verklaarde zij dat dit hetzelfde mes was waarmee de man gewapende overval op haar had gepleegd.
2. Een proces-verbaal van voorgeleiding verdachte [verdachte], bijlage 03, proces-verbaalnummer A-06/2018, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 3], onderinspecteur eerste klasse bij het Korps Politie Aruba en als Teamchef ingedeeld bij het Team Bijzondere Projecten, voor zover inhoudende, als
relaas van die voorgeleiding van verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Hij verklaarde: “E muher donjo di e peluqueria tabata debemi 25 florin y mi a bai cobre.”
3. Een proces-verbaal van aangifte van de aangeefster [slachtoffer], bijlage 04, proces-verbaalnummer A-06/2018, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 4], hoofdagent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij het Team Bijzondere Projecten, voor zover inhoudende, als
verklaring van aangeefster, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben een kapster en ik werk bij de kapsalon [kapsalon]. Omstreeks 12:30 uur, terwijl ik in de wc was, hoorde ik de voordeur open gaan. Toen ik naar voren kwam kijken wie de zaak binnen was gekomen, zag ik een man de zaak binnen lopen. Zijn directe woorden waren: “Keto keto esaki ta un Atraco, duna mi tur e placa cu bo tin” (“Dit is een beroving, geef me al het geld dat je hebt.” Vrije vertaling verbalisant) In de kassa had ik maar één bankbiljet van vijfentwintig florin (Awg 25.00). Ik nam het voornoemd bankbiljet en ik overhandigde het aan hem. Hij nam het bankbiljet van mij af.
Het mes dat jij mij aantoon, lijkt op hetzelfde mes dat de aanvaller bij zich had, toen hij de kapsalon binnen kwam. (Ik, verbalisant, toonde de inbeslaggenomen mes aan de aangeefster [slachtoffer]).
4. Een proces-verbaal van de getuige [getuige], bijlage 06, proces-verbaalnummer A-06/2018, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], respectievelijk hoofdagent eerste klasse en hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, ingedeeld bij de Divisie Algemene Recherche en het Team Bijzondere Projecten, voor zover inhoudende, als
verklaring van getuige, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben een zakenvrouw en ik heb een bar restaurant, te weten [naam restaurant]. Naast mijn bar/restaurant is er een kapsalon. Vanmorgen, omstreeks 12:00 uur, was ik eventjes bij mijn zaak. Omstreeks 12:30 uur, zag ik [slachtoffer] bij mijn zaak komen. Zij was bang en ik hoorde haar zeggen dat een man haar kapsalon binnen kwam en haar heeft beroofd. Toen ik buiten op straat ging, zag ik een man die ik herkende als een man die als een beveiliger bij de [naam bank] te Sint Nicolaas werkte. Ik ken hem alleen van aanzicht. Toen ik de man zag, was hij op straat voor de zaak van [slachtoffer]. [slachtoffer] wees mij dezelfde man aan en zei vertelde mij dat dat de man is, die haar zo net heeft beroofd. Daarna zag ik dat de man in de westelijke richting weg rende.

6.Verweren ten aanzien van de strafbaarheid

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging. Zij heeft tevens verzocht om de om de duur van de plaatsing in een psychiatrische inrichting te beperken dan wel deze maatregel niet op te leggen. De raadsvrouw is van mening dat de behandeling ook op vrijwillige basis kan plaatsvinden.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Het Gerecht is van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage omtrent de persoon van de verdachte gedateerd 12 september 2018, opgemaakt door N.A. Kingsale, psychiater te Aruba.
De conclusie van dit rapport luidt, dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit.
Verdachte was weken voor het ten laste gelegde al ziek en hij was manisch psychotisch ontremd. Verdachte kan zich niet herinneren wat hij deed en hetgeen hij gedaan heeft moet onderdeel geweest van zijn chaos die die door zijn ziekte werd veroorzaakt. Indien verdachte geen behandeling ondergaat, is het gevaar voor herhaling reëel aanwezig. Het manisch psychotische beeld is nu grotendeels in remissie. Betrokken is echter niet gemotiveerd voor behandeling en de kans is groot dat eenmaal hij uit het KIA is, hij de behandeling staakt. Volgens de psychiater is plaatsing binnen een psychiatrische inrichting middels artikel 37 het enige alternatief. Volgens de psychiater moet een opname voor de duur van een jaar niet het doel zijn. Het doel zou zijn een periode opname ter observatie ( 3-6 weken) waarna dagbehandeling, zodat verdachte kan beginnen met herstel.
Het Gerecht maakt de conclusies van de psychiater tot de zijne en is dan ook van oordeel dat plaatsing in een psychiatrische inrichting voor de duur van één jaar niet geïndiceerd is. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte na het plegen van het feit de noodzakelijke behandeling heeft gekregen en op dit moment nog steeds krijgt. Daarnaast is gebleken dat een behandeling van verdachte met een vrijwillig karakter op dit moment meer passend is. Verdachtes familie heeft ter terechtzitting voldoende garanties geboden om verdachte te ondersteunen en te begeleiden bij de ambulante behandeling.
Gelet op het bovenstaande is het Gerecht met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte van oordeel, dat het bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is derhalve niet strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging

9.In beslag genomen voorwerpen

Verbeurdverklaring
Het keukenmes is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het keukenmes behoort immers toe aan de verdachte en met behulp daarvan is het bewezen verklaarde begaan.Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het Gerecht heeft gelet op de artikelen 1:67 en 1:68 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba en artikel 396 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
Het Gerecht:
11.1
verklaart de verdachte niet strafbaar;
11.2
ontslaat de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit van alle rechtsvervolging;
11.3
verklaart verbeurd het in beslag genomen keukenmes;
11.4
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 13 september 2018 ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.