In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. Verzoekster, een meerderjarig kind, heeft verzocht om de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man, die zij als haar juridische vader beschouwt. De verzoekster heeft aangevoerd dat de heer [naam biologische vader] haar biologische vader is, wat zij heeft onderbouwd met een DNA-test die een waarschijnlijkheid van 99,9999995% aangeeft. De verzoekster heeft in de procedure verklaard dat zij sinds haar vierde levensjaar in de Verenigde Staten woont en sinds 23 november 2016 niet meer in Aruba ingeschreven is.
De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 25 juni 2018 is ingediend. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft advies uitgebracht op 4 september 2018, gevolgd door een aanvullend advies op 16 oktober 2018. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum waren de verzoekster, verweerder en de biologische vader aanwezig. De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster haar verzoek niet binnen de wettelijke termijn heeft ingediend, maar heeft ook opgemerkt dat alle betrokkenen akkoord zijn met de ontkenning van het vaderschap.
Het gerecht heeft de bevoegdheid om de wettelijke termijn buiten toepassing te laten op grond van redelijkheid en billijkheid, zoals bepaald in artikel 1:199a BWA. Gezien de omstandigheden en de instemming van alle betrokkenen, heeft het gerecht besloten de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren. De beschikking is gegeven door mr. S. Verhijen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 11 december 2018.