ECLI:NL:OGEAA:2018:816

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA201703406
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergunning tot verblijf in Aruba na beoordeling van legaal verblijf van appellant

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.G. Kock, had een verzoek ingediend om een vergunning voor onbepaalde tijd, welke door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, vertegenwoordigd door mr. N.R. Sneek, was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet kon aantonen dat hij gedurende een periode van ten minste 10 jaren onafgebroken legaal verblijf had in Aruba. Appellant had op 14 februari 2017 bezwaar aangetekend tegen de afwijzing, maar dit bezwaar werd op 30 oktober 2017 ongegrond verklaard. Hierop volgde het beroep bij het Gerecht, dat op 28 mei 2018 werd behandeld.

De rechter overwoog dat volgens de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv) een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan degenen die kunnen aantonen dat zij gedurende ten minste 10 jaren onafgebroken legaal ingezetene zijn geweest. De Minister had vastgesteld dat appellant van 25 november 1998 tot eind maart 2002 niet in het bezit was van een geldige verblijfstitel, waardoor hij niet voldeed aan de vereisten voor de vergunning. Appellant betwistte deze vaststelling, maar de rechter oordeelde dat de Minister terecht had geconcludeerd dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een vergunning tot verblijf.

De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat appellant niet in aanmerking kwam voor de gevraagde vergunning. De rechter gaf instructies voor het indienen van een hoger beroep, inclusief de vereisten voor het hogerberoepschrift en het verschuldigde griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 1 oktober 2018
Lar nr. AUA201703406
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 13 januari 2017 van verweerder is het verzoek van appellant van 20 september 2016 tot verlening van een vergunning voor onbepaalde tijd afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 14 februari 2017 een bezwaarschrift ingediend.
Bij beschikking op bezwaar van 30 oktober 2017 is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 11 december 2017 beroep bij dit gerecht ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 mei 2018, alwaar partijen bij hun gemachtigden voornoemd zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.
2.OVERWEGINGEN
2.1
Ingevolge artikel 6 van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (hierna: Ltuv) wordt behalve in de artikelen 1 en 3 vermelde personen niemand in Aruba toegelaten zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf. Appellant betreft niet een van voornoemde personen.
Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel wordt een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd afgegeven.
Ingevolge artikel 7a, tweede lid, van de Ltuv kan een vergunning tot verblijf worden verleend aan degene die kan aantonen dat hij gedurende een periode van ten minste 10 jaren onafgebroken legaal ingezetene van Aruba is geweest.
Het beleid ten aanzien van dit artikel luidt, dat onder de periode van 10 jaren legaal verblijf wordt verstaan dat betrokkene beschikt over minimaal 120 maanden aan vergunningen tot tijdelijk verblijf en/of verblijf krachtens de Ltuv.
2.2
Aan de afwijzing heeft verweerder onder meer ten grondslag gelegd dat appellant vanaf 25 november 1998 tot eind maart 2002 niet in het bezit is geweest van een geldige verblijfstitel en nog geen tien jaren legaal verblijf heeft in Aruba.
2.3
Appellant betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij over de periode van 25 november 1998 tot eind maart 2002 niet in het bezit is geweest van een vergunning tot tijdelijk verblijf (VTV 6) en dat hij daardoor alleen 112 maanden legaal verblijf op Aruba heeft.
2.4
Ter zitting heeft verweerder (met stukken onderbouwd) aangetoond dat het verzoek van appellant tot afgifte van een vergunning tot tijdelijk verblijf zijnde VTV 6 is afgewezen. Verweerder heeft, gelet op het vorenstaande, terecht kunnen vaststellen dat appellant nog geen 10 jaren onafgebroken legaal verblijf heeft in Aruba.
2.5
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.