ECLI:NL:OGEAA:2018:817

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA2018700664
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding en verplichting tot beslissing op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de gemachtigde van de verweerder aangevoerd dat de verzoeker op dezelfde dag als het verzoek beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker ten tijde van het indienen van het verzoek geen belang had, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak betreft een verzoek ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en is gedaan door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 november 2018. De verzoeker, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, had een verzoek ingediend naar aanleiding van het uitblijven van een beslissing op bezwaar door de verweerder, de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport, vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verweerder binnen de gestelde termijn een reële beslissing op bezwaar heeft genomen en dat de verzoeker op dezelfde dag als het verzoek beroep heeft ingesteld, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding om het griffierecht terug te betalen. De beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 12 november 2018
LAR nr. AUA2018700664

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker],

gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, OUDERENZORG EN SPORT,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 13 november 2017 (AUA201700976) is onder andere de fictief afwijzende beschikking op bezwaar van verweerder vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant (van 9 februari 2017).
Tegen het uitblijven van een reële beslissing op bezwaar naar aanleiding van bovenbedoelde uitspraak heeft verzoeker bij dit gerecht op 12 maart 2018 een verzoekschrift in de zin van artikel 53 Lar ingediend.
Verweerder heeft op 25 april 2018 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2018, waar verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, is verschenen. Verzoeker is, hoewel deugdelijk uitgenodigd, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 53, eerste lid van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het Gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen. De tenuitvoerlegging kan geschieden overeenkomstig het Tweede Boek van het Wet boek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba.
Beoordeling
2.1
Het gerecht stelt vast dat verweerder op 31 januari 2018, dus binnen de gestelde termijn bepaald in bovengenoemde uitspraak van 13 november 2017, een reële beslissing op bezwaar heeft genomen.
2.2
In het verweerschrift heeft verweerder gesteld dat pogingen om aan verzoeker de beslissing op bezwaar uit te reiken niet succesvol waren. Bijgevoegd is een stuk waaruit afgeleid kan worden dat getracht is het stuk op 7 februari 2018 uit te reiken, dat verzoeker op dat moment niet aanwezig was in zijn bedrijf, dat een brief is achtergelaten maar dat verzoeker niet heeft gebeld. In het verweerschrift heeft verweerder voorts gesteld dat de beslissing op bezwaar op 6 april 2018, ten tijde van een hoorzitting in bezwaar, aan verzoeker is uitgereikt.
2.3
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder naar voren gebracht dat verzoeker op dezelfde dag als het onderhavige verzoek is ingediend, beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.
2.4
Bij ambtshalve raadpleging van het dossier AUA201800655LAR stelt het gerecht vast dat de gemachtigde van verzoeker op 12 maart 2018, 1:38 uur PM, beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het onderhavige verzoek heeft de gemachtigde van verzoeker ingediend op 12 maart 2018, 3:30 uur PM.
2.5
Gezien het voorgaande stond reeds ten tijde van het indienen van het verzoek vast dat verzoeker hierbij geen belang had. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Er is geen aanleiding om te gelasten dat het griffierecht wordt terugbetaald.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 12 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken, art 53 Lar).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.