ECLI:NL:OGEAA:2018:839

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
334 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verzwarende omstandigheden bij diefstal in vereniging door jeugdige verdachte

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 16-jarige verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging. De verdachte was op het moment van de feiten, die plaatsvonden op 21 maart 2018, nog minderjarig. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 140 dagen, met de oplegging van een maatregel ter beïnvloeding van het gedrag van de verdachte. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet instemde met het gebruik van een gedragsdeskundig advies dat meer dan een jaar oud was, wat leidde tot de afwijzing van de vordering van het openbaar ministerie. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten de diefstal had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere verzwarende omstandigheden zoals braak en verbreking. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen, met toezicht van de reclassering. De in beslag genomen goederen, waaronder T-shirts, werden teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/03747
Zaaknummer: 334 van 2018
Uitspraak: 19 oktober 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juni en 28 september 2018. De verdachte is bij de eerste zitting verschenen met zijn raadsvrouw, mr. S.A. Kock, advocate in Aruba. Bij de inhoudelijke behandeling op 28 september 2018 is de verdachte niet verschenen. De raadsvrouw is op deze terechtzitting verschenen en heeft het woord gevoerd.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde – met uitzondering van de verzwarende omstandigheden braak, verbreking, inklimming en valse sleutel - bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de oplegging van een het gedrag van de verdachte beïnvloedende maatregel, en wel de opname van de verdachte in de besloten afdeling van het Orthopedagogisch Centrum.
De raadsvrouw heeft ter zake van de bewijsvoering en de strafmaat geen verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer
  • naamloze T-shirts en/of
  • pakken zeep poeder en/of
  • een doos inhoudende condooms
  • diverse levensmiddelen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, door inklimming en/of een valse sleutel;
(artkel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 21 maart 2018 te Aruba, een of meer goederen waaronder
  • naamloze T-shirts en/of
  • pakken zeep poeder en/of
  • een doos inhoudende condooms
  • diverse levensmiddelen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goederen betrof;
(artikel 2:397/399 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 maart 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een of meermeerdere
  • naamloze T-shirts
  • pakken zeep poeder en/of
  • een doos inhoudende condooms
  • diverse levensmiddelen,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, door inklimming en/of een valse sleutel.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Omwille van de leesbaarheid is een wijziging aangebracht in de bewezenverklaring. Deze wijziging is
cursiefaangegeven. De verdachte is door deze wijziging niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
De hieronder opgenomen bewijsmiddelen betreffen bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 6 juli 2018 van het Korps Politie Aruba, Justitiële Dienst, administratienummer [administratienummer].
1. Een proces-verbaal, nummer 502575, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [slachtoffer], -zakelijk weergegeven-:
Ik verhuur een woning te [adres 1], die ik als bergplaats gebruik. […] Op 21 maart 2018 […] werd ik door een buurman […] op de hoogte gesteld dat ze in mijn woning te [gehucht 1] hadden ingebroken. […]Onbekenden hadden via het dak aan de achtergevel van de woning ingebroken en waren naar binnen gedrongen. De onbekenden hadden veel goederen weggenomen. […] Aan niemand werd het recht noch toestemming gegeven voor het plegen van het delict.
2. Een proces-verbaal, nummer 502575_20180322_13646.doc, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2], agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1], -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018 omstreeks 22:15 uur ging ik buiten mijn huis te [adres 2] [...]. Buiten zag ik […] een motorvoertuig merk [automerk 1], […], zwart van kleur en gekentekend [kenteken]. […] Vervolgens zag ik twee (2) mannen, […], naar de auto rennen. […] Ze hadden een doos en plastic zakken bij zich. […] Ik vertrouwde de situatie niet en ging met mijn auto richting de […] [automerk 1] en richtte mijn koplampen op de auto. Toen zij mij zagen aankomen, stapten beide mannen haastig in de achterkant van de auto. Alle ramen stonden open, dus ik kon in de auto zien. In de voorkant van de auto bevonden zich twee jongens. […] Aan de linker voorkant bevond zich een jongen met een [kleur] huidskleur […]. De andere jongen die zich aan de rechter voorzijde bevond, had een [kleur] T-shirt aan. Zijn gezicht kon ik niet goed zien. Ze waren naast mijn auto gepasseerd […]. Ik reed achter hen aan en meldde de situatie direct aan de centrale post.
3. Een proces-verbaal, mutatienummer 502575, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 1], [verbalisant 5] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier eerste klasse, brigadier, agent eerste klasse en agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisanten of van een van hen, -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018, omstreeks 23:25 uur, stuurde de centrale post de surveillance 1-9 […] naar [naam bedrijf] […], voor een zwartkleurige [automerk 1 en -model] voorzien van het kenteken [kenteken] […]. Bedoelde auto was betrokken bij een inbraak die gepleegd werd bij een bergplaats te [gehucht 1] een paar uur geleden.
Ter plaatse troffen wij […] de zwartkleurige [automerk 1 en -model] voorzien van het kenteken [kenteken] […] aan. […] Collega [verbalisant 5] nam telefonisch contact op met de centrale post om te controleren aan wie de bedoelde [automerk 1 en -model] toebehoort. De centrale post gaf door dat bedoelde auto aan [medeverdachte 1] […] wonende te [adres medeverdachte 1] toebehoort. Naast de auto stond een zilverkleurige [automerk 2 en -model] […]. […] De mede-inzittende gaf mij, [verbalisant 1], op dat hij [medeverdachte 1] is en […] hij liet weten dat de auto [automerk 1 en -model] van hem was en dat hij eerder in de avonduren in de omgeving van [gehucht 2] aan het rijden was. […]
4. Een proces-verbaal, documentcode 1803221000.V, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk agent eerste klasse en brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018, omstreeks 21:00 uur, […] vroeg ik aan mijn vriend [medeverdachte 2] of hij met mij wilde gaan […]. Wij reden […] ter hoogte van [instantie] te [gehucht 1] […]. Toen we daar waren, kwam een andere auto rechtstreeks op ons aanrijden en deed de verlichting van de auto op de “bright” mode aan. […] Ik besloot hierna weg te rijden […].
5. Een proces-verbaal, mutatienummer 502677, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2], agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 22 maart 2018 […] werden wij gestuurd door de Sectie Centrale Post naar [adres 3] voor een vechtpartij. […] Bij [adres 4] troffen wij […] [getuige 2] […] aan. Zij […] gaf ons een [kleur] [soort] zak met daarop het woord ‘[woord]’. Zij had deze zak op 22 maart 2018, omstreeks 08:30 uur in de vuilnisbak […] aan de buitenkant van haar erfmuur gevonden. Toen ik in deze zak keek, trof ik verschillende [kleur] T-shirts aan. Deze [kleur] T-shirts leken hetzelfde als degenen die waren inbeslaggenomen op 21 maart 2018 te [adres 1] ter zake diefstal. Ik had de inbeslaggenomen T-shirts vergeleken met de T-shirts gevonden bij [adres 3] (het gerecht begrijpt dat [adres 4] wordt bedoeld). Deze T-shirts zijn van hetzelfde model en met hetzelfde label.
Ambtshalve is bekend […] dat [verdachte], bijgenaamd ‘[bijnaam verdachte]’ […] woont op [adres 3]. [adres 3] is gelegen schuin tegenover […] [adres 4]. Gezien deze situatie rees […] een redelijk vermoeden dat ‘[bijnaam verdachte]’ […] betrokken is bij de diefstal te [adres 1].
6. Een proces-verbaal, documentcode 1803241430.V, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], respectievelijk brigadier en agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [medeverdachte 3], -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018 […] werd ik door 3 mannen in een zwarte auto benaderd. [..] Een van de mannen is […] [medeverdachte 1]. De tweede man ken ik als [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] trad als bestuurder op van bedoelde auto. [medeverdachte 2] zat als mede-inzittende voor in bedoelde auto. De derde man [..] had een [kleur] huidskleur, [type] postuur en [type] haarstijl. Bedoelde man is afkomstig van [land A] […] en zat op de achter zitbank van de auto. [medeverdachte 1] had mij gevraagd of ik samen met hun mee wilde gaan om een werk te doen. Met werk bedoelde [medeverdachte 1] […] ergens te stelen. [medeverdachte 1] zei dat ik iets in ruil zal krijgen, als ze mij terug afzetten. Ik stapte in de auto en zat op de achterbank. [medeverdachte 1] reed in de richting van [gehucht 3]. Ter hoogte van [gehucht 4] stopte [medeverdachte 1] de auto in de omgeving van de erfmuur van het [instantie]gebouw te [gehucht 4]. […] Daar werd gezegd dat ik uit de auto moest stappen met de man die naast mij zat. Mij werd gezegd dat ik dingen moest oppakken en deze in de auto moest zetten. De [land A] man en ik liepen naar een opslagplaats in de omgeving van voornoemde erfmuur toe. Onder een afdak bij bedoeld gebouw had ik enige goederen die daaronder lagen weggenomen en liep vervolgens terug naar de auto. Bedoelde [land A] man had ook enkele goederen van de plaats weggenomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bleven toen in de auto op een uitkijkpost zodat de [land A] man en ik bedoelde goederen konden wegnemen. Hierna werd ik in de omgeving van [wijk] afgezet. Ik heb tot heden niets van [medeverdachte 1] gekregen noch ontvangen. Op jullie vraag of ik binnen het gebouw heb gedrongen moet ik ontkennend antwoorden. Wij hebben goederen van onder het afdak weggenomen.
7. Een proces-verbaal, documentcode 1804151240, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 7], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Ik word door vrienden en kennissen [bijnaam verdachte] genoemd. […]
Op de bewuste dag was ik in de [a-straat]. De landloper die ik als [roepnaam medeverdachte 3] ken was ook bij [a-straat]. Op een gegeven moment kwam […] [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] bestuurde een zwarte personenauto. […] [medeverdachte 1] stapte vanuit zijn auto en kwam bij ons staan. [roepnaam medeverdachte 3] vroeg aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] hem een rit kon geven om een werk te doen. Hij weet van een plaats waar verschillende dure T-shirts en van goede merken zijn bewaard. […] Met werk wist ik dat [roepnaam medeverdachte 3] wou gaan stelen. [medeverdachte 1] beantwoordde bevestigend dat hij met [roepnaam medeverdachte 3] zou gaan. [medeverdachte 1] vroeg mij […] om hun te vergezellen waardoor ik […] bevestigend beantwoordde. [roepnaam medeverdachte 3] en ik stapten op de achterbank van de auto. [medeverdachte 1] trad op als bestuurder. […] Wij waren bij de plaats aangekomen. De plaats leek op een huis. [medeverdachte 1] parkeerde zijn auto een beetje ver van het huis. Vervolgens stapte [roepnaam medeverdachte 3] uit de auto en liep richting het huis. [roepnaam medeverdachte 3] kwam terug in de auto met enkele zakken. Plotseling zagen wij een auto aan komen rijden en had de koplampen in helder op ons aangezet. Wij […] begonnen weg te rijden. […] Bij [a-straat] stapten [roepnaam medeverdachte 3] en ik uit de auto. […] Ik had een [kleur] [soort]tas van [roepnaam medeverdachte 3] afgenomen, omdat ik ook met hen was gegaan […]. Thuis aangekomen zag ik dat de T-shirts waardeloos zijn en leken van vrouwen te zijn. Hierdoor zette ik de [kleur] [soort]tas naast een erfmuur van een huis iets verder van mijn huis.
8. Een proces-verbaal, documentcode 1803241100.AMB, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 10], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 24 maart 2018 […] heb ik een onderzoek verricht in het politiesysteem “[naam politiesysteem]” […]. Met “[roepnaam medeverdachte 3] […]” wordt bedoeld de man genaamd [medeverdachte 3] […].
9. Een proces-verbaal, documentcode 1804170945, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 7], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [medeverdachte 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik word door mijn vrienden en kennissen [medeverdachte 2] genoemd. […]
Op bedoelde dag […] kwam ik een vriend van mij genaamd [medeverdachte 1] tegen. [medeverdachte 1] bestuurde een zwarte personenauto […]. […] Op een gegeven moment werden wij door […] [verdachte] en een landloper benaderd. [verdachte] en de landloper vroegen aan [medeverdachte 1] voor een rit. [medeverdachte 1] vroeg […] mij of ik hem kon vergezellen […]. Wij kwamen bij de omheining van [instantie] te [gehucht 1]. Toen [verdachte] en de landloper uit de auto stapten vroegen zij om even op hen te wachten. [medeverdachte 1] en ik bleven in de auto […]. [medeverdachte 1] en ik merkten dat [verdachte] en de landloper te lang begonnen te duren en hierdoor zette [medeverdachte 1] de motor van zijn auto uit. Op een gegeven moment kwamen [verdachte] en de landloper met haast terug. Ik zag dat zij verschillende zakken in hun handen hielden. Hierna stapten zij in de auto van [medeverdachte 1] met bedoelde zakken. [medeverdachte 1] reed hierna weg. Op dat moment werden wij door een auto achtervolgd. […]
6.
Bewijsoverwegingen
Het Gerecht stelt het volgende voorop.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst.
Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op de avond van 21 maart 2018 heeft verdachte de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ontmoet. Een van de verdachten was op de hoogte van het feit dat op de plaats delict goederen lagen die eenvoudig weggenomen konden worden. Vervolgens hebben verdachten besloten om tezamen naar deze opslagplaats te rijden en daar goederen weg te nemen. Ter plaatse gekomen zijn twee medeverdachten, onder wie de verdachte, uitgestapt; medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn in de auto blijven wachten. Verdachte en de medeverdachte zijn naar de opslagplaats, gelegen te [adres 1] (in de buurt van het [instantie]gebouw), gegaan en hebben aldaar de onder een afdak gelegen goederen (T-shirts) meegenomen. Zij zijn met zakken inhoudende die goederen naar de auto teruggekeerd. Bij het zien van de auto van de getuige [getuige 1] zijn verdachte en de medeverdachte haastig in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gestapt. Verdachte en de medeverdachten zijn vervolgens weggereden. Verdachte heeft een van de zakken meegenomen en thuis gekomen zag hij dat er in zijn ogen waardeloze T-shirts in lagen. Hij heeft de zak met de T-shirts vervolgens op straat gezet. Deze zak met inhoud is door de [getuige 2] gevonden en overhandigd aan de politie. Uit het door de politie verrichte onderzoek is gebleken dat de zich in de zak bevindende T-shirts soortgelijk zijn aan die zijn aangetroffen bij de opslagplaats te [adres 1], vanwaar de T-shirts zijn weggenomen.
Het Gerecht concludeert op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte - daargelaten of hij degene is geweest die het plan heeft beraamd om te gaan stelen -samen met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de diefstal van de T-shirts heeft gepleegd.
Medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte hebben elk afzonderlijk verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte was van het voornemen om te stelen en dat hij hen tot [gehucht 1], in de buurt van de bergplaats waar de weg te nemen goederen zich bevonden, heeft gebracht, op de feitelijke pleger(s) van het delict in de auto is blijven wachten en deze pleger(s) mét de verkregen buit heeft vervoerd en elders afgezet. De verklaring van de getuige [getuige 1] ondersteunt deze verklaringen in zoverre, nu [getuige 1] in de buurt van de bergplaats in de avonduren van de bewuste dag een zwarte [automerk 1], gekentekend [kenteken], heeft waargenomen. Uit het onderzoek van de politie en de verklaring van [medeverdachte 1] is komen vast te staan dat de auto aan hem toebehoort en dat hij (samen met de medeverdachte [medeverdachte 2]) op de bewuste avond in zijn auto, die ter hoogte van het [instantie]gebouw geparkeerd stond, aanwezig was.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij en een ([land A]) man uit de auto zijn gestapt en de goederen hebben weggenomen. Verdachte heeft het tegendeel verklaard, namelijk dat alleen [medeverdachte 3] uit de auto is gestapt en de goederen heeft weggenomen. De verklaring van de getuige [getuige 1] en die van de medeverdachte [medeverdachte 2] ondersteunen voor zover de lezing van medeverdachte [medeverdachte 3]. [getuige 1] heeft twee mannen met zakken naar de zwarte [automerk 1] zien lopen en achter in de auto zien instappen, terwijl zich voorin twee mannen bevonden. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte uit de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn gestapt en later met zakken terug zijn gekomen, terwijl hij - [medeverdachte 2] - en [medeverdachte 1] in de auto zijn blijven zitten.
Het Gerecht concludeert uit het vorenstaande dat de feitelijke plegers van de diefstal medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte zijn geweest.
Dat verdachte en zijn mededaders zich aan enig andere verzwarende omstandigheid dan het tezamen en in vereniging plegen van het feit hebben schuldig gemaakt, vindt naar het oordeel van het Gerecht geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen.
Het Gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte niet alleen met het beraamde plan heeft ingestemd, maar daarbij essentieel heeft bijgedragen door zich ter beschikking te stellen om de goederen weg te nemen en naar elders te vervoeren. Daarnaast is er ook sprake geweest van een (al dan niet spontane) rolverdeling tussen de deelnemers aan het onderhavige misdrijf. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de feitelijke plegers - medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte - naar de plek gebracht waar de T-shirts konden worden weggenomen, hij - [medeverdachte 1] - en de medeverdachte [medeverdachte 2] zijn in de auto op medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte blijven wachten en hebben hen vervolgens mét de buit elders afgezet. Aldus is er een nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen verdachte en de medeverdachten tot verwezenlijking van het strafbare feit.
7.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

De verdachte was ten tijde van het plegen van het feit zestien jaar oud. Dit betekent dat hij op grond van artikel 1:157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) overeenkomstig de in dit wetboek neergelegde bepalingen voor jeugdige personen zal worden bestraft.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging. Verdachte en een mededader hebben meerdere T-shirts uit een bergplaats weggenomen en daarmee die goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Twee andere mededaders hebben hen in de auto afgewacht en hen vervolgens mét de buit elders vervoerd. Diefstal is een hinderlijk feit die voor de benadeelden hinder en schade - in casu financiële schade – teweeg brengt. Ook hebben verdachte en zijn mededaders door hun laakbaar handelen gevoelens van verloedering in de samenleving veroorzaakt.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
In het nadeel van verdachte houdt het Gerecht rekening met het feit dat hij reeds in 2016 onherroepelijk tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit van gelijke aard als die waarvoor hij reeds werd veroordeeld.
Voor het opleggen van een maatregel ter beïnvloeding van het gedrag van de jeugdige verdachte, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is ingevolge artikel 1:177, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht onder meer het advies van een gedragsdeskundige vereist. Indien het advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, kan de rechter het slechts gebruiken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.
De door het openbaar ministerie aan het dossier gevoegde advies van de gedragsdeskundige dateert van 5 augustus 2016. Het advies is meer dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting (op 29 juni 2018), uitgebracht. Dit brengt met zich dat de instemming van het openbaar ministerie en de verdachte vereist is voor het gebruik van het advies teneinde tot een eventuele oplegging van de maatregel in kwestie te komen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn instemming daartoe gegeven. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat verdachte zich in het advies kan vinden, doch het Gerecht heeft dit niet van verdachte zelf kunnen vernemen. Om deze reden is het gerecht van oordeel dat het onderhavige advies niet bruikbaar is en de vordering van de officier van justitie niet wordt toegewezen.
Het Gerecht komt, na een en ander te hebben afgewogen en mede de geringe ernst van het feit in aanmerking te hebben genomen, tot de conclusie dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is alsmede Reclasseringstoezicht. De verdachte wordt daartoe dan ook veroordeeld. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

10.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen en voor zover nog niet teruggegeven [kleur] T-shirts zullen worden teruggegeven aan [slachtoffer], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62, 1:165, 1:180, 1:181, 1:182 juncto 1:21 en 1:183 van het Wetboek van Strafrecht.
12.
DE BESLISSING
Het Gerecht:
12.1
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
12.2
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
12.3
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
12.4
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
12.5
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de
honderdtachtig (180) dagen;
12.6
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
zesenvijftig (56) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
drie (3) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
12.7
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba - ook als dat inhoudt plaatsing van verdachte in de besloten afdeling van het Orthopedagogisch Centrum -, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
12.8
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
12.9
gelast de teruggave van de in beslag genomen [kleur] T-shirts aan de rechthebbende [slachtoffer].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch, bijgestaan door mr. E.M.J. Jandroep, zittingsgriffier, en op 19 oktober 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: