ECLI:NL:OGEAA:2018:840

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
335 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met voorwaardelijk opzet en vrijspraak van verzwarende omstandigheden

Op 19 oktober 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging. De zaak werd behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M.R.F. Scheper. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van 86 dagen, met aftrek van voorarrest, en vorderde vrijspraak van verzwarende omstandigheden zoals braak en inklimming. Het Gerecht heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven tijdens de zitting op 28 september 2018.

De tenlastelegging betrof diefstal van goederen die toebehoorden aan een ander, gepleegd op of omstreeks 21 maart 2018. De verdachte zou samen met medeverdachten de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de goederen hebben weggenomen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het onderzoek van de zaak en de beoordeling van de bewijsmiddelen, concludeerde het Gerecht dat de verdachte, hoewel hij niet de feitelijke dader was, wel degelijk betrokken was bij de diefstal door zijn aanwezigheid en samenwerking met de medeverdachten.

Het Gerecht oordeelde dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de diefstal en dat hij samen met de medeverdachten handelde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 86 dagen, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit. De in beslag genomen goederen, waaronder T-shirts, werden teruggegeven aan de rechthebbende. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.M. Vanwersch, bijgestaan door mr. E.M.J. Jandroep, en is openbaar uitgesproken in de zitting van het Gerecht in Aruba.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/03807
Zaaknummer: 335 van 2018
Uitspraak: 19 oktober 2018 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juni en 28 september 2018. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.M.R.F. Scheper, advocate in Aruba.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het meer subsidiair ten laste gelegde – met uitzondering van de verzwarende omstandigheden braak en inklimming - bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 86 dagen, met aftrek van voorarrest. Hij heeft - naar het Gerecht begrijpt - vrijspraak gevorderd van hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd.
Zijn vordering behelst voorts de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Het Gerecht heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte ter terechtzitting van 28 september 2018 met onmiddellijke ingang opgeheven.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer
  • naamloze T-shirts en/of
  • pakken zeep poeder en/of
  • een doos inhoudende condooms
  • diverse levensmiddelen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, door inklimming en/of een valse sleutel;
(artkel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 21 maart 2018 te Aruba, een of meer goederen waaronder
  • naamloze T-shirts en/of
  • pakken zeep poeder en/of
  • een doos inhoudende condooms
  • diverse levensmiddelen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goederen betrof;
(artikel 2:397/399 van het Wetboek van Strafrecht)
althans voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt,
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 21 maart 2018 in Aruba tezamen en in vereniging, althans alleen,
  • T-shirts en/of
  • (een) pak(ken) zeeppoeder en/of
  • een (doos inhoudende) condoom(s) en/of
  • (een) levensmiddel(en),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of inklimming,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks 21 maart 2018 in Aruba opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] naar de plek van de diefstal te zijn gereden en/of vanuit een auto op de uitkijk te staan/zitten;

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 maart 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een of meermeerdere
  • naamloze T-shirts
  • pakken zeep poeder en/of
  • een doos inhoudende condooms
  • diverse levensmiddelen,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, door inklimming en/of een valse sleutel.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Omwille van de leesbaarheid is een wijziging aangebracht in de bewezenverklaring. Deze wijziging is
cursiefaangegeven. De verdachte is door deze wijziging niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
De hieronder opgenomen bewijsmiddelen betreffen bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 6 juli 2018 van het Korps Politie Aruba, Justitiële Dienst, administratienummer [administratienummer].
1. Een proces-verbaal, nummer 502575, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 1], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [slachtoffer], -zakelijk weergegeven-:
Ik verhuur een woning te [adres 1], die ik als bergplaats gebruik. […] Op 21 maart 2018 […] werd ik door een buurman […] op de hoogte gesteld dat ze in mijn woning te [gehucht 1] hadden ingebroken. […]Onbekenden hadden via het dak aan de achtergevel van de woning ingebroken en waren naar binnen gedrongen. De onbekenden hadden veel goederen weggenomen. […] Aan niemand werd het recht noch toestemming gegeven voor het plegen van het delict.
2. Een proces-verbaal, nummer 502575_20180322_13646.doc, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2], agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1], -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018 omstreeks 22:15 uur ging ik buiten mijn huis te [adres 2] [...]. Buiten zag ik […] een motorvoertuig merk [automerk 1], […], zwart van kleur en gekentekend [kenteken]. […] Vervolgens zag ik twee (2) mannen, […], naar de auto rennen. […] Ze hadden een doos en plastic zakken bij zich. […] Ik vertrouwde de situatie niet en ging met mijn auto richting de […] [automerk 1] en richtte mijn koplampen op de auto. Toen zij mij zagen aankomen, stapten beide mannen haastig in de achterkant van de auto. Alle ramen stonden open, dus ik kon in de auto zien. In de voorkant van de auto bevonden zich twee jongens. […] Aan de linker voorkant bevond zich een jongen met een [kleur] huidskleur […]. De andere jongen die zich aan de rechter voorzijde bevond, had een [kleur] T-shirt aan. Zijn gezicht kon ik niet goed zien. Ze waren naast mijn auto gepasseerd […]. Ik reed achter hen aan en meldde de situatie direct aan de centrale post.
3. Een proces-verbaal, mutatienummer 502575, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 1], [verbalisant 5] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier eerste klasse, brigadier, agent eerste klasse en agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisanten of van een van hen, -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018, omstreeks 23:25 uur, stuurde de centrale post de surveillance 1-9 […] naar [naam bedrijf] […], voor een zwartkleurige [automerk 1 en -model] voorzien van het kenteken [kenteken] […]. Bedoelde auto was betrokken bij een inbraak die gepleegd werd bij een bergplaats te [gehucht 1] een paar uur geleden.
Ter plaatse troffen wij […] de zwartkleurige [automerk 1 en -model] voorzien van het kenteken [kenteken] […] aan. […] Collega [verbalisant 5] nam telefonisch contact op met de centrale post om te controleren aan wie de bedoelde [automerk 1 en -model] toebehoort. De centrale post gaf door dat bedoelde auto aan [medeverdachte 1] […] wonende te [adres medeverdachte 1] toebehoort. Naast de auto stond een zilverkleurige [automerk 2 en -model] […]. […] De mede-inzittende gaf mij, [verbalisant 1], op dat hij [medeverdachte 1] is en […] hij liet weten dat de auto [automerk 1 en -model] van hem was en dat hij eerder in de avonduren in de omgeving van [gehucht 2] aan het rijden was. […]
4. Een proces-verbaal, documentcode 1803221000.V, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk agent eerste klasse en brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018, omstreeks 21:00 uur, […] vroeg ik aan mijn vriend [verdachte] of hij met mij wilde gaan […]. Wij reden […] ter hoogte van [instantie] te [gehucht 1] […]. Toen we daar waren, kwam een andere auto rechtstreeks op ons aanrijden en deed de verlichting van de auto op de “bright” mode aan. […] Ik besloot hierna weg te rijden […].
5. Een proces-verbaal, mutatienummer 502677, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 2], agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 22 maart 2018 […] werden wij gestuurd door de Sectie Centrale Post naar [adres 3] voor een vechtpartij. […] Bij [adres 4] troffen wij […] [getuige 2] […] aan. Zij […] gaf ons een [kleur] [soort] zak met daarop het woord ‘[woord]’. Zij had deze zak op 22 maart 2018, omstreeks 08:30 uur in de vuilnisbak […] aan de buitenkant van haar erfmuur gevonden. Toen ik in deze zak keek, trof ik verschillende [kleur] T-shirts aan. Deze [kleur] T-shirts leken hetzelfde als degenen die waren inbeslaggenomen op 21 maart 2018 te [adres 1] ter zake diefstal. Ik had de inbeslaggenomen T-shirts vergeleken met de T-shirts gevonden bij [adres 3] (Het gerecht begrijpt dat bedoeld wordt [adres 4]). Deze T-shirts zijn van hetzelfde model en met hetzelfde label.
Ambtshalve is bekend […] dat [medeverdachte 4], bijgenaamd ‘[bijnaam medeverdachte 4]’ […] woont op [adres 3]. [adres 3] is gelegen schuin tegenover […] [adres 4]. Gezien deze situatie rees […] een redelijk vermoeden dat ‘[bijnaam medeverdachte 4]’ […] betrokken is bij de diefstal te [adres 1].
6. Een proces-verbaal, documentcode 1803241430.V, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], respectievelijk brigadier en agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [medeverdachte 3], -zakelijk weergegeven-:
Op 21 maart 2018 […] werd ik door 3 mannen in een zwarte auto benaderd. [..] Een van de mannen is […] [medeverdachte 1]. De tweede man ken ik als [verdachte]. [medeverdachte 1] trad als bestuurder op van bedoelde auto. [verdachte] zat als mede-inzittende voor in bedoelde auto. De derde man [..] had een [kleur] huidskleur, [type] postuur en [type] haarstijl. Bedoelde man is afkomstig van [land A] […] en zat op de achter zitbank van de auto. [medeverdachte 1] had mij gevraagd of ik samen met hun mee wilde gaan om een werk te doen. Met werk bedoelde [medeverdachte 1] […] ergens te stelen. [medeverdachte 1] zei dat ik iets in ruil zal krijgen, als ze mij terug afzetten. Ik stapte in de auto en zat op de achterbank. [medeverdachte 1] reed in de richting van [gehucht 3]. Ter hoogte van [gehucht 4] stopte [medeverdachte 1] de auto in de omgeving van de erfmuur van het [instantie]gebouw te [gehucht 4]. […] Daar werd gezegd dat ik uit de auto moest stappen met de man die naast mij zat. Mij werd gezegd dat ik dingen moest oppakken en deze in de auto moest zetten. De [land A] man en ik liepen naar een opslagplaats in de omgeving van voornoemde erfmuur toe. Onder een afdak bij bedoeld gebouw had ik enige goederen die daaronder lagen weggenomen en liep vervolgens terug naar de auto. Bedoelde [land A] man had ook enkele goederen van de plaats weggenomen. [medeverdachte 1] en [verdachte] bleven toen in de auto op een uitkijkpost zodat de [land A] man en ik bedoelde goederen konden wegnemen. Hierna werd ik in de omgeving van [wijk] afgezet. Ik heb tot heden niets van [medeverdachte 1] gekregen noch ontvangen. Op jullie vraag of ik binnen het gebouw heb gedrongen moet ik ontkennend antwoorden. Wij hebben goederen van onder het afdak weggenomen.
7. Een proces-verbaal, documentcode 1804151240, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 7], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [medeverdachte 4], -zakelijk weergegeven-:
Ik word door vrienden en kennissen [bijnaam medeverdachte 4] genoemd. […]
Op de bewuste dag was ik in de [a-straat]. De landloper die ik als [roepnaam medeverdachte 3] ken was ook bij [a-straat]. Op een gegeven moment kwam […] [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] bestuurde een zwarte personenauto. […] [medeverdachte 1] stapte vanuit zijn auto en kwam bij ons staan. [roepnaam medeverdachte 3] vroeg aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] hem een rit kon geven om een werk te doen. Hij weet van een plaats waar verschillende dure T-shirts en van goede merken zijn bewaard. […] Met werk wist ik dat [roepnaam medeverdachte 3] wou gaan stelen. [medeverdachte 1] beantwoordde bevestigend dat hij met [roepnaam medeverdachte 3] zou gaan. [medeverdachte 1] vroeg mij […] om hun te vergezellen waardoor ik […] bevestigend beantwoordde. [roepnaam medeverdachte 3] en ik stapten op de achterbank van de auto. [medeverdachte 1] trad op als bestuurder. […] Wij waren bij de plaats aangekomen. De plaats leek op een huis. [medeverdachte 1] parkeerde zijn auto een beetje ver van het huis. Vervolgens stapte [roepnaam medeverdachte 3] uit de auto en liep richting het huis. [roepnaam medeverdachte 3] kwam terug in de auto met enkele zakken. Plotseling zagen wij een auto aan komen rijden en had de koplampen in helder op ons aangezet. Wij […] begonnen weg te rijden. […] Bij [a-straat] stapten [roepnaam medeverdachte 3] en ik uit de auto. […] Ik had een [kleur] [soort]tas van [roepnaam medeverdachte 3] afgenomen, omdat ik ook met hen was gegaan […]. Thuis aangekomen zag ik dat de T-shirts waardeloos zijn en leken van vrouwen te zijn. Hierdoor zette ik de [kleur] [soort]tas naast een erfmuur van een huis iets verder van mijn huis.
8. Een proces-verbaal, documentcode 1803241100.AMB, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 maart 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 10], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 24 maart 2018 […] heb ik een onderzoek verricht in het politiesysteem “[naam politiesysteem]” […]. Met “[roepnaam medeverdachte 3] […]” wordt bedoeld de man genaamd [medeverdachte 3] […].
9. Een proces-verbaal, documentcode 1804170945, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 april 2018 gesloten en getekend door [verbalisant 7], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Ik word door mijn vrienden en kennissen [verdachte] genoemd. […]
Op bedoelde dag […] kwam ik een vriend van mij genaamd [medeverdachte 1] tegen. [medeverdachte 1] bestuurde een zwarte personenauto […]. […] Op een gegeven moment werden wij door […] [medeverdachte 4] en een landloper benaderd. [medeverdachte 4] en de landloper vroegen aan [medeverdachte 1] voor een rit. [medeverdachte 1] vroeg […] mij of ik hem kon vergezellen […]. Wij kwamen bij de omheining van [instantie] te [gehucht 1]. Toen [medeverdachte 4] en de landloper uit de auto stapten vroegen zij om even op hen te wachten. [medeverdachte 1] en ik bleven in de auto […]. [medeverdachte 1] en ik merkten dat [medeverdachte 4] en de landloper te lang begonnen te duren en hierdoor zette [medeverdachte 1] de motor van zijn auto uit. Op een gegeven moment kwamen [medeverdachte 4] en de landloper met haast terug. Ik zag dat zij verschillende zakken in hun handen hielden. Hierna stapten zij in de auto van [medeverdachte 1] met bedoelde zakken. [medeverdachte 1] reed hierna weg. Op dat moment werden wij door een auto achtervolgd. […]

6.Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het plegen van het misdrijf, nu hij slechts met de medeverdachte [medeverdachte 1] is meegereden toen deze de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] een lift had gegeven.
Het Gerecht stelt het volgende voorop.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de diefstal in vereniging - is aanwezig indien de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging deze aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de aanmerkelijke kans afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal moeten gaan om kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de betreffende verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Voorts is voor medeplegen van een strafbaar feit vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst.
Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Op de avond van 21 maart 2018 heeft verdachte de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ontmoet. Een van de verdachten was op de hoogte van het feit dat op de plaats delict goederen lagen die eenvoudig weggenomen konden worden. Vervolgens hebben verdachten besloten om tezamen naar deze opslagplaats te rijden en daar goederen weg te nemen. Ter plaatse gekomen zijn twee medeverdachten, onder wie de medeverdachte [medeverdachte 3], uitgestapt; medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte zijn in de auto blijven wachten. De twee medeverdachten zijn naar de opslagplaats, gelegen te [adres 1] (in de buurt van het [instantie]gebouw), gegaan en hebben aldaar de onder een afdak gelegen goederen (T-shirts) meegenomen. Zij zijn met zakken inhoudende die goederen naar de auto teruggekeerd. Bij het zien van de auto van de getuige [getuige 1] zijn de medeverdachten haastig in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] gestapt. Verdachte en de medeverdachten zijn vervolgens weggereden. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft een van de zakken meegenomen en thuis gekomen zag hij dat er in zijn ogen waardeloze T-shirts in lagen. Hij heeft de zak met de T-shirts vervolgens op straat gezet. Deze zak met inhoud is door de [getuige 2] gevonden en overhandigd aan de politie. Uit het door de politie verrichte onderzoek is gebleken dat de zich in de zak bevindende T-shirts soortgelijk zijn aan die zijn aangetroffen bij de opslagplaats te [adres 1], vanwaar de T-shirts zijn weggenomen.
Het Gerecht concludeert op grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte - daargelaten of hij degene is geweest die het plan heeft beraamd om te gaan stelen -samen met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de diefstal van de T-shirts heeft gepleegd.
Medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben elk afzonderlijk verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte was van het voornemen om te stelen en dat hij hen tot [gehucht 1], in de buurt van de bergplaats waar de weg te nemen goederen zich bevonden, heeft gebracht, op de feitelijke pleger(s) van het delict in de auto is blijven wachten en deze pleger(s) mét de verkregen buit heeft vervoerd en elders afgezet. De verklaring van de getuige [getuige 1] ondersteunt deze verklaringen in zoverre, nu [getuige 1] in de buurt van de bergplaats in de avonduren van de bewuste dag een zwarte [automerk 1], gekentekend [kenteken], heeft waargenomen. Uit het onderzoek van de politie en de verklaring van [medeverdachte 1] is komen vast te staan dat de auto aan hem toebehoort en dat hij, samen met verdachte, op de bewuste avond in zijn auto, die ter hoogte van het [instantie]gebouw geparkeerd stond, aanwezig was.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij en een ([land A]) man uit de auto zijn gestapt en de goederen hebben weggenomen, terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte in de auto op de uitkijk zijn gebleven. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft het tegendeel verklaard, namelijk dat alleen [medeverdachte 3] uit de auto is gestapt, de goederen heeft weggenomen en dat niemand anders dan [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en hij, zich in de auto bevonden. De verklaring van de getuige [getuige 1] en die van verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie, ondersteunen voor zover de lezing van medeverdachte [medeverdachte 3]. [getuige 1] heeft twee mannen met zakken naar de zwarte [automerk 1] zien lopen en achter in de auto zien instappen, terwijl zich voorin twee mannen bevonden. Verdachte heeft verklaard dat medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uit de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn gestapt en later met zakken terug zijn gekomen, terwijl hij - verdachte - en [medeverdachte 1] in de auto zijn blijven zitten.
Het Gerecht concludeert, grond van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte in de auto, naast de medeverdachte [medeverdachte 1], zat toen de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de [medeverdachte 1] hadden benaderd voor een rit. Het kan dan ook niet anders zijn geweest dan dat verdachte op het moment dat het plan werd gesmeed – daargelaten of hij degene is geweest die het plan heeft beraamd om te gaan stelen – daarvan op de hoogte was. Voorts concludeert het Gerecht dat de feitelijke plegers van de diefstal medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn geweest. Verdachte was - wetende van het plan - desondanks met [medeverdachte 1] en de andere medeverdachten naar de plek waar de diefstal zou worden gepleegd gegaan. Hij was, nadat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uit de auto waren gestapt en zich naar de bergplaats hadden begeven, samen met [medeverdachte 1] in de auto blijven zitten in afwachting van hun terugkomst. Toen die medeverdachten terugkwamen met zakken vol goederen, hadden medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hen mét de weggenomen goederen elders afgezet. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte begreep dat hij, samen met de medeverdachten, aan een strafbaar feit deelnam. Door verdachtes blijvende aanwezigheid in de auto heeft hij, samen met de medeverdachten, de rol van deelnemer aan het onderhavige misdrijf vervuld. Immers, medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte hebben de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] naar de plek gebracht waar de T-shirts konden worden weggenomen, terwijl [medeverdachte 1] en verdachte in de auto op die medeverdachten waren blijven wachten. Ten slotte hadden [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] vervolgens mét de buit elders afgezet. Verdachte heeft aldus het feit in bewuste en nauwe samenwerking met zijn mededaders gepleegd. Dat verdachte en zijn mededaders zich aan enig andere verzwarende omstandigheid dan het tezamen en in vereniging plegen van het feit hebben schuldig gemaakt, vindt naar het oordeel van het Gerecht geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen.
Het Gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte (op zijn minst voorwaardelijk) opzet had op het tezamen en in vereniging met de medeverdachten plegen van de onderhavige diefstal. Van enige distantiëring van dit feit door verdachte, is het Gerecht niet gebleken.
Verdachtes verklaring dat hij slechts medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vergezeld bij het bieden van een rit aan de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], acht het Gerecht ongeloofwaardig.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging. Verdachtes mededaders hebben meerdere T-shirts uit een bergplaats weggenomen en daarmee die goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Verdachte heeft zijn mededaders in de auto afgewacht en hen vervolgens mét de buit elders vervoerd. Diefstal is een hinderlijk feit die voor de benadeelden hinder en schade - in casu financiële schade – teweeg brengt. Ook hebben verdachte en zijn mededaders door hun laakbaar handelen gevoelens van verloedering in de samenleving veroorzaakt.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
In het nadeel van verdachte houdt het Gerecht rekening met het feit dat hij reeds eerder onherroepelijk ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld. Die veroordeling heeft verdachte er echter niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit van gelijke aard als die waarvoor hij werd veroordeeld.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

10.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen en voor zover nog niet teruggegeven [kleur] T-shirts zullen worden teruggegeven aan [slachtoffer], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.
12.
DE BESLISSING
Het Gerecht:
12.1
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
12.2
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
12.3
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
12.4
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
12.5
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zesentachtig (86) dagen;
12.6
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
12.7
gelast de teruggave van de in beslag genomen [kleur] T-shirts aan de rechthebbende [slachtoffer].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch, bijgestaan door mr. E.M.J. Jandroep, zittingsgriffier, en op 19 oktober 2018 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: