ECLI:NL:OGEAA:2018:847

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
CVB nr. 2033 van 2010/AUA201000015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ongevallengeld na rugklachten

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om haar vanaf 9 juli 2010 geen ongevallengeld meer toe te kennen. De appellante had vóór het ongeval op 5 juni 2010 al rugklachten en had daarvoor in april 2010 een röntgenfoto laten maken. De SVB oordeelde dat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het ongeval en de rugklachten die na 9 juli 2010 aanhielden. De appellante was werkzaam als bordenwasser in een restaurant en had in 2007 een rugoperatie ondergaan waarbij schroeven waren geplaatst. Na het ongeval claimde zij arbeidsongeschiktheid wegens rugpijn. De SVB concludeerde dat de klachten na vijf weken als abnormaal moesten worden beschouwd en dat de eerder vastgestelde afwijkingen op de röntgenfoto's een verklaring boden voor het voortduren van de pijnklachten. De appellante voerde aan dat er wel degelijk een causaal verband bestond tussen het ongeval en haar klachten, maar het College oordeelde dat de SVB op goede gronden had besloten om het ongevallengeld niet langer toe te kennen. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 6 december 2018
CVB nr. 2033 van 2010/AUA201000015
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOV) van:
[ X ],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr.[ A ], thans de advocaten mrs. [ B ] en [ C ],
tegen de beslissing van 19 juli 2010 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij voornoemde beslissing van 19 juli 2010, door appellante ontvangen op 23 juli 2010, heeft de bank besloten dat appellante met ingang van 9 juli 2010 geen verdere tegemoetkoming krachtens de LvOV wordt toegekend in verband met arbeidsongeschiktheid wegens rugklachten en een verminderde rugbelastbaarheid, aangezien er geen causaal verband meer kan worden vastgesteld tussen het ongeval op 5 juni 2010 en de rugklachten op 9 juli 2010 en daarna.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellante op 9 augustus 2010 beroep aangetekend.
1.3
Op 22 september 2010 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomsten van 21 oktober 2011 en 23 januari 2014 van dit College behandeld, in aanwezigheid van appellante in persoon, bijgestaan door de gemachtigden voornoemd, en namens de bank, mr. M.D. Tromp.
1.5
Hierna heeft appellante op 10 april 2014 een akte ingediend. De bank heeft op 20 mei 2014 een contra-akte ingediend.

2.DE BEOORDELING

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ongevallengeld toe te kennen, en verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing. Appellante heeft daartoe aangevoerd dat er wel degelijk en volledig causaal verband bestaat tussen het ongeval van 5 juni 2010 en haar rugklachten en verminderde belastbaarheid, omdat zij tot 5 juni 2010 normaal heeft gewerkt en gebleken is dat na het ongeval een breuk is opgetreden in een tweede schroef in haar rug.
2.2
Artikel 1 van de LvOV bepaalt dat onder ongeval moet worden verstaan, een ongeval dat de arbeider in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen. Ingevolge artikel 3, lid 1 van de LvOV heeft de arbeider aan wie een ongeval is overkomen, krachtens de bepalingen van deze landsverordening en ongeacht het voortduren van het dienstverband tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit uitkeringen in geld. Ingevolge artikel 5, lid 1 van de LvOV heeft de arbeider die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank.
2.3
In geschil is de vraag of er causaal verband bestaat tussen het ongeval van 5 juni 2010 en het voortduren van de rugklachten en verminderde rugbelastbaarheid vanaf 9 juli 2010. Het College stelt het volgende voorop.
Causaal verband tussen de klachten en het ongeval kan worden vastgesteld indien komt vast te staan dat appellante voor het ongeval de klachten niet had, de klachten door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt. Het ligt op de weg van appellante om het bestaan van de klachten en het causaal verband tussen de klachten en het ongeval te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen.
2.4
In deze zaak gaat het om het volgende.
2.4.1
Appellante was in juni 2010 werkzaam als ‘busser’ (bordenwasser) in een restaurant.
2.4.2
Appellante heeft in juli 2007 een artrodese van haar rug ondergaan, waarbij twee staven en vier schroeven zijn geplaatst.
2.4.3
In het verslag van de radioloog van 16 april 2010 met betrekking tot het lumbosacraal onderzoek (röntgenfoto) van appellante van 15 april 2010, staat vermeld dat er een breuk is opgetreden in de pediculaire schroef van S1 aan de linkerzijde en dat er sprake lijkt te zijn van een toegenomen anterolisthesis van L5 ten opzichte van S1.
2.4.4
Op 8 juni 2010 heeft appellante een ‘meldingsformulier bedrijfsongevallen’ ingediend bij de bank. Hierin staat vermeld dat zij op 5 juni 2010 tijdens het werk is uitgegleden op een stuk plastic papier dat op de grond lag in de keuken en daarbij zittend ten val kwam. Zij had op dat moment borden in haar handen. Appellante claimde vanaf 8 juni 2010 arbeidsongeschiktheid wegens rugpijn.
2.4.5
In het verslag van de radioloog van 21 juni 2010 met betrekking tot het lumbosacraal onderzoek (röntgenfoto) van appellante van 7 juni 2010, staat het volgende vermeld:
“Vergeleken met 15.04.2010. Ongewijzigd aspect van de ossale structuren met spondylodese op nivo L5/S1. Geen fracturen. Breuk van de onderste schroef links.”
2.4.6
In zijn brief van 14 juli 2010 gericht aan het Uitvoeringsorgaan van de AZV schrijft de neurochirurg, C. Vallejo Lopez, onder andere dat appellante opnieuw aan haar rug geopereerd moet worden omdat twee van de in haar rug geplaatste schroeven zijn gebroken.
2.4.7
Appellante heeft in verband met het ongeval, ongevallengeld toegekend gekregen tot 9 juli 2010.
2.5
De bank heeft aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd dat het beloop van de klachten na omstreeks vijf weken na de val als abnormaal is te benoemen. Bij onderzoek is gebleken dat appellante in 2007 twee rugoperaties heeft ondergaan: arthrodese en discectomie L5/S1. Uit de röntgenfoto van 15 april 2010 van de lumbale wervelkolom is gebleken dat er toen al sprake was van een breuk van de onderste schroef links en van een toegenomen anterolisthesis van L5 t.o.v. S1. Deze afwijkingen vormen een goede verklaring voor het voortduren van de pijnklachten in de rug na verloop van vijf weken. Aldus de bank.
2.6
Anders dan appellante heeft aangevoerd, is uit de overgelegde stukken en het nader onderzoek niet gebleken dat er ten gevolge van haar val op 5 juni 2010, een tweede schroef in haar rug is gebroken. Nu appellante vóór het ongeval al rugklachten had, en daarvoor ook een röntgenfoto heeft laten maken (in april 2010), en het voortduren van haar klachten kan worden verklaard door de bevindingen van de radioloog in april 2010, heeft de bank, naar het oordeel van het College, op goede grond besloten appellante vanaf 9 juli 2010, na verloop van een hersteltermijn van vijf weken, geen ongevallengeld meer toe te kennen. Het beroep van appellante dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college:
verklaart het beroepschrift van appellante ongegrond.
Aldus gegeven op 6 december 2018 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.