ECLI:NL:OGEAA:2018:94
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. Noordhuizen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een geldlening of schenking tussen moeder en zoon
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, de moeder van gedaagde, een vordering ingesteld tegen haar zoon. Eiseres vordert een bedrag van Afl. 135.806,13, vermeerderd met rente en proceskosten, op basis van een (renteloze) geldlening die zij aan gedaagde zou hebben verstrekt. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat het geld dat hij van eiseres heeft ontvangen, een schenking was. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde heeft op 8 december 2003 een ongeval gehad en is sindsdien arbeidsongeschikt. Eiseres heeft gedaagde financieel ondersteund, maar gedaagde stelt dat de bedragen die hij van haar heeft ontvangen, niet als een lening maar als een schenking moeten worden beschouwd. Eiseres heeft twee door gedaagde ondertekende verklaringen overgelegd waarin hij de schuld erkent, maar gedaagde betwist de handtekening op deze akte en stelt dat hij deze nooit heeft ondertekend.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroep op verjaring door gedaagde niet voldoende is onderbouwd. De rechter heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om de originele akte van 18 februari 2014 ter griffie te deponeren voor handschriftonderzoek. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de bewijslast bij eiseres ligt om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake was van een geldlening.