ECLI:NL:OGEAA:2018:98

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201800027
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over opheffing van beslag op onroerende zaak in Aruba

In deze zaak, die op 14 februari 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de stichting Hollands Vastgoed in kort geding een vordering ingediend tegen een gedaagde, die in Nederland woont. De stichting vorderde onder andere de opheffing van een beslag dat door de gedaagde op een onroerende zaak in Aruba was gelegd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 8 januari 2018 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 februari 2018. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de gedaagde zijn pleitnota tot een bepaald punt heeft voorgedragen, maar niet verder is gegaan. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn om de vorderingen van Hollands Vastgoed niet te honoreren, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding, die is afgewezen omdat het Gerecht van mening was dat het niet redelijk was om een beslissing van de bodemrechter af te wachten.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het belang van Hollands Vastgoed bij de opheffing van het beslag op de onroerende zaak groot is, vooral omdat de hypotheekhouder en Hollands Vastgoed akkoord gaan met de levering van de onroerende zaak aan de kopers. Het Gerecht heeft de vordering tot opheffing van het beslag toegewezen, onder de voorwaarde dat de koopsom van Afl. 712.000,-- onder de notaris wordt gestort en dat het resterende bedrag in depot blijft totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die door de gedaagde kunnen worden ingesteld.

Uitspraak

Vonnis van 14 februari 2018 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. no. AUA201800027
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in kort geding van:
de stichting naar Nederlands recht
STICHTING HOLLANDS VASTGOED IN COSTA RICA,
gevestigd in Nederland, voor deze zaak gedomicilieerd ten kantore van haar hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
eiseres,
hierna ook te noemen: Hollands Vastgoed,
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Nederland, voor deze zaak gedomicilieerd ten kantore van zijn hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties, ingediend op 8 januari 2018;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 1 februari 2018.
1.2
Partijen zijn ter terechtzitting verschenen bij hun respectieve gemachtigden. Hollands Vastgoed heeft ter toelichting van haar verzoekschrift het woord gevoerd, en dat onder overlegging van een geheel voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties. [gedaagde] heeft vervolgens het woord gevoerd, en dat onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten producties. Die pleitnota heeft [gedaagde] om voor hem moverende redenen voorgedragen tot en met sustenu 8 sub a. Het niet voorgedragen deel van die pleitnota (te weten sustenu 8 sub b. tot en met de conclusie daarvan op de laatste bladzijde) blijft buiten beschouwing. Hollands Vastgoed heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om in tweede termijn het woord te voeren.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Hollands Vastgoed vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. notaris mr. H.M. Rodriquez-Taekema of een door haar aan te wijzen medewerk(st)er van haar kantoor, althans een door het Gerecht aan te wijzen andere persoon, machtigt om voorafgaand aan of ten tijde van de levering aan de heer [de koper] van de aan [eigenaar] (hierna: [eigenaar]) toebehorende onroerende zaak gelegen in Aruba te [adres], kadastraal bekend als [nummer] (hierna: de onroerende zaak) alles te doen om het in opdracht van [gedaagde] op 1 april 2014 op die zaak gelegde beslag op te heffen of door te halen;
b. [gedaagde] veroordeelt om aan de stichting bij wijze van voorschot op schadevergoeding te betalen US$ 135.000,--, althans enig ander door het Gerecht te bepalen bedrag;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Hollands Vastgoed kan in haar vorderingen worden ontvangen, nu er geen gronden zijn gesteld of gebleken waaruit volgt dat dit niet het geval is.
3.2
Het spoedeisend belang van Hollands Vastgoed bij haar vordering onder a. ligt besloten in de aard van die vordering. Dat is naar het oordeel van het Gerecht echter niet het geval met betrekking tot het onder b. gevorderde. Zonder nadere uitleg - die ontbreekt - valt niet in te zien dat van Hollands Vastgoed redelijkerwijs niet gevergd kan worden om ter zake van die door [gedaagde] bestreden vordering een beslissing van de bodemrechter af te wachten. De vordering onder b. zal worden afgewezen.
3.3
In deze procedure staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.3.1
Krachtens daartoe op 28 maart 2014 verkregen rechterlijk verlof heeft [gedaagde] op 7 juli 2014 ten laste van [eigenaar] tot zekerheid van verhaal van een door dit Gerecht begrote vordering ad € 88.000,-- van [gedaagde] op [eigenaar] conservatoir beslag gelegd op onder meer de onroerende zaak.
3.3.2
Bij vonnis van het Hof van 19 september 2017 in de (hoofd)zaak met als registratienummer AR844/14 – ghis 79870 – H 255/16 is [eigenaar] onder meer veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen € 68.000,--, te vermeerderen met de Nederlandse wettelijke rente gerekend vanaf 1 juli 2013. Dat vonnis is onherroepelijk geworden.
3.3.3
Krachtens daartoe op 4 april 2014 verkregen rechterlijk verlof heeft Hollands Vastgoed op 7 juli 2014 ten laste van [eigenaar] eveneens conservatoir beslag gelegd op onder meer de onroerende zaak, en dat tot zekerheid van verhaal van een door dit Gerecht begrote vordering ad € 7.821.000,00 van Hollands Vastgoed op [eigenaar].
3.3.4
Bij verstek gewezen vonnis van dit Gerecht van 22 juni 2016 in de (hoofd)zaak met als nummer A.R. 1615 van 2014 (hierna: het vonnis) is [eigenaar] onder meer uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld tot betaling aan Hollands Vastgoed van
€ 6.000.000,--, te vermeerderen met overeengekomen rente van 18% per jaar, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom gerekend vanaf 1 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening. Op 14 juli 2016 is het vonnis toegestuurd aan [eigenaar], die op 20 juli 2016 heeft gereageerd. [eigenaar] heeft geen verzet ingesteld tegen het vonnis.
3.3.5
De onroerende zaak is bezwaard hypotheek.
3.3.6
Krachtens een namens [eigenaar] enerzijds (de verkoper) en [kopers] anderzijds (de kopers) op 28 juli 2017 gesloten koopovereenkomst is de onroerende zaak verkocht aan de kopers voor een bedrag van Afl. 712.000,--. Levering van de onroerende zaak aan de kopers heeft nog niet plaatsgevonden.
3.3.7
Door of namens de instrumenterende notaris is op 7 december 2017 (en bij wijze van rappel op 3 januari 2018) verzocht aan beslagleggers Hollands Vastgoed en [gedaagde] om akkoord te gaan met het transport van de onroerende zaak onder de voorwaarde dat na betaling van de hypotheekhouder het superfluum van de verkoopopbrengst in depot blijft onder de notaris teneinde tot een verantwoorde verdeling daarvan te komen tussen die (dan voormalige) beslagleggers. Anders dan Hollands Vastgoed verleent [gedaagde] tot nog toe niet dat door de notaris (en ook door Hollands Vastgoed) verzochte akkoord.
3.4
Gesteld noch is gebleken dat er een al dan niet bijzonder rechtsmiddel is ingesteld tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis. Het Gerecht gaat er daarom in deze procedure van uit (zoals in dat verband ter zitting meermalen medegedeeld aan de gemachtigde van [gedaagde], die naar aanleiding van die mededelingen of dat standpunt van dit Gerecht zijn pleitnota niet verder heeft voorgedragen dan zoals hiervoor vermeld onder 1.2) dat Hollands Vastgoed krachtens het vonnis een rechtsgeldige executoriale titel heeft jegens [eigenaar] goed voor in elk geval € 6.000.000,--. Het door Hollands Vastgoed op de onroerende zaak gelegde conservatoire beslag is daardoor van rechtswege overgegaan in een executoriaal beslag. Dat zelfde geldt overigens voor het [gedaagde] op de onroerende zaak gelegde beslag, nu hij krachtens het hiervoor onder 3.3.2 vermelde vonnis van het Hof eveneens een executoriale titel heeft verkregen jegens [eigenaar].
3.5
Ingevolge het eerste lid van artikel 705 Rv kan onder meer dit Gerecht, recht doende in kort geding, op vordering van elke belanghebbende een op de onroerende zaak gelegd beslag opheffen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel wordt de opheffing onder meer uitgesproken indien van het onnodige van het beslag blijkt. Vast staat dat de hypotheekhouder en Hollands Vastgoed akkoord gaan met de levering van de verkochte onroerende zaak tegen een prijs van Afl. 712.000,-- aan voornoemde kopers. Daartoe zal Hollands Vastgoed het door haar gelegde beslag (doen) opheffen. Dit één en ander brengt met zich dat Hollands Vastgoed belanghebbende is in die hiervoor omschreven wettelijke zin. Indien de voor de levering door de kopers onder de notaris te storten koopsom ad Afl. 712.000,-- na aftrek en betaling aan de hypotheekhouder van hetgeen aan hem toebehoort onder de notaris in depot blijft totdat partijen de verdeling van dat superfluum zijn overeengekomen of dat die verdeling is vastgesteld bij rechterlijk gewijsde is naar het voorshandse oordeel van het Gerecht (handhaving van) het door [gedaagde] gelegde beslag onnodig. [gedaagde] heeft immers ook zonder dat beslag voldoende zekerheid dat hij datgene krijgt uitbetaald van bedoeld superfluum waar hij in het licht van zijn beslag en dat van Hollands Vastgoed recht op had. De vordering onder a. zal daarom worden toegewezen als na te melden.
3.6
Het Gerecht ziet geen aanleiding om dit vonnis - zoals verzocht door [gedaagde] - niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.7
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [gedaagde] bij afwijzing van het onder a. verzochte ten opzichte van de belangen van Hollands Vastgoed bij toewijzing daarvan.
3.8
In de uitkomst van deze procedure, partijen worden over en weer in het (on)gelijk gesteld, ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
3.9
Ter aanvulling van de laatste zin van rechtsoverweging 3.5 wordt nog het volgende ten overvloede overwogen. Een eerder gelegd beslag heeft geen voorrang ten opzichte van latere beslagen. Bedoeld (netto) superfluum dient pondspondsgewijs verdeeld te worden onder of tussen [gedaagde] en Hollands Vastgoed naar verhouding van het bedrag van hun respectieve schuldvorderingen op [eigenaar]. Stel bij wijze van voorbeeld dat de totale vordering van [gedaagde] op [eigenaar]
€ 80.000,-- bedraagt en die van Hollands Vastgoed € 6.000.000,--. Het totaal van die vorderingen bedraagt € 6.080.000,--. Aldus heeft [gedaagde] recht op uitbetaling van ((80.000,-- : 6.080.000,--) x 100% =) 1,316% van het (netto) superfluum en heeft Hollands Vastgoed recht op uitbetaling van ((6.000.000,-- : 6.080.000,--) x 100% =) 98,684% van het (netto) superfluum.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-machtigt notaris mr. H.M. Rodriquez-Taekema of een door haar aan te wijzen medewerk(st)er van haar kantoor om voorafgaand aan of ten tijde van de levering aan [kopers] van de aan [eigenaar] toebehorende onroerende zaak gelegen in Aruba te [adres], kadastraal bekend als [nummer] alles te doen om het in opdracht van [gedaagde] op 1 april 2014 op die zaak gelegde beslag op te (doen) heffen en/of door te (doen) halen, en dat onder de volgende voorwaarden:
-de met voormelde levering gemoeid gaande door de koper(s) onder de notaris te storten koopsom bedraagt Afl. 712.000,-- en die koopsom dient
voor de opheffing en/of doorhaling van voormeld beslag geheel onder de notaris gestort te zijn;
-van die koopsom wordt door de notaris aan de hypotheekhouder betaald hetgeen betaald moet worden aan die houder;
-het na die betaling resterende (netto) superfluum blijft in depot onder de notaris totdat partijen de verdeling daarvan schriftelijk zijn overeengekomen of totdat die verdeling is vastgesteld bij rechterlijk gewijsde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 14 februari 2018.