ECLI:NL:OGEAA:2019:103

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
AUA201802433
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over schuldvordering inzake medische kosten en aansprakelijkheid

In deze civiele procedure, aangespannen door de stichting Stichting Ziekenverpleging Aruba (hierna: SZA), is het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 februari 2019 tot een uitspraak gekomen. SZA vorderde een betaling van Afl. 6.285,-- van de gedaagde, die medische kosten betreft die zijn gemaakt voor de geboorte van haar dochter op 26 juli 2013. De gedaagde voerde verweer en stelde dat deze kosten door de AZV (Algemene Ziekteverzekering) gedekt zouden moeten zijn, omdat zij in die periode verzekerd was. Echter, het Gerecht oordeelde dat de kosten niet op de gedaagde zelf betrekking hadden, maar op haar dochter, die niet ingeschreven was in het Bevolkingsregister van Aruba en dus niet verzekerd was onder de AZV.

Het Gerecht bevestigde zijn eerdere overwegingen uit een tussenvonnis en oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de betaling van de medische kosten. Daarnaast werd de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag toegewezen, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 750,--. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 100,-- aan griffiegeld en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat SZA het bedrag direct kan vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders voor medische kosten van hun kinderen en de noodzaak om te zorgen voor een juiste verzekering en inschrijving in het bevolkingsregister.

Uitspraak

Vonnis van 20 februari 2019
Behorend bij B.B. nr. AUA201802433
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: SZA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 31 oktober 2018 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 26 november 2018. SZA is toen verschenen bij haar gemachtigde, voor wie mr. E.H.J. Martis heeft geoccupeerd, die werd vergezeld door mw. [manager financiën] (manager financiën bij SZA). [gedaagde] is verschenen samen met haar gemachtigde. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, SZA mede aan de hand van toegelaten nadere producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
SZA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
-om aan SZA te betalen Afl. 6.285,--, te vermeerderen met (1) wettelijke rente gerekend vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en (2) Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot ontzegging althans afwijzing van het door SZA verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Zoals reeds overwogen in het tussenvonnis staat vast tussen partijen dat SZA in de periode van 26 juli 2013 tot en met 30 juli 2013 voor een bedrag van Afl. 6.285,-- aan medische kosten heeft gemaakt ter zake van de geboorte van de dochter van [gedaagde] op 26 juli 2013 en de daarop volgende couveuse behandeling van die dochter. De stelling van [gedaagde], dat die kosten moeten worden gedragen door de AZV omdat [gedaagde] in voormelde periode verzekerd was onder de AZV, kan haar niet baten omdat voormelde kosten niet zien op [gedaagde] maar op haar dochtertje. Van belang is daarom de vraag of het dochtertje van [gedaagde] in voormelde periode al dan niet stond ingeschreven in het Bevolkingsregister van Aruba en aldus al dan niet met terugwerkende kracht was verzekerd onder de AZV. Ter zitting is gebleken, en dat is niet in geschil tussen partijen, dat dit niet het geval is.
3.3
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde], die in het licht van het hiervoor overwogene de stelling van SZA - dat [gedaagde] aansprakelijk is voor betaling van bedoelde kosten - niet heeft bestreden, het in hoofdsom gevorderde bedrag opeisbaar verschuldigd is aan SZA. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan SZA. De over dat bedrag gevorderde wettelijke rente zal, als zijnde onbestreden, eveneens worden toegewezen.
3.4
Gebleken is dat SZA ter verkrijging van voldoening buiten rechte meer werkzaamheden heeft verricht dan die waarin artikel 63a Rv voorziet. De op dit punt gevorderde vergoeding, die overeenstemt met de bij het Procesreglement forfaitair vastgestelde vergoeding, zal daarom worden toegewezen.
3.5 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SZA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten (griffiegeld) en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 3).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan SZA te betalen Afl. 6.285,--, te vermeerderen met (1) wettelijke rente gerekend vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en (2) Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van SZA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.