ECLI:NL:OGEAA:2019:114
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een schuld door Aruba Bank N.V. aan [NAAM GEDAAGDE] met betrekking tot een overeenkomst
In deze zaak vordert Aruba Bank N.V. (hierna: Aruba Bank) van [NAAM GEDAAGDE] een bedrag van Afl. 5.895,79, vermeerderd met rente van 1,5% per maand vanaf 9 september 2016. De vordering is gebaseerd op een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot terugbetaling. Tijdens de procedure heeft [NAAM GEDAAGDE] aangevoerd dat er beslag op haar salaris ligt en dat het ingehouden bedrag van de hoofdsom in mindering moet worden gebracht. Tevens heeft zij verzocht om een lagere maandlasten vanwege persoonlijke omstandigheden.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over een maandelijkse aflossing van Afl. 500,-. De rechter heeft vastgesteld dat [NAAM GEDAAGDE] tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen jegens Aruba Bank, waardoor de hoofdsom aan Aruba Bank wordt toegewezen. Daarnaast is [NAAM GEDAAGDE] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 1.119,16 aan verschotten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde.
De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 13 februari 2019 door mr. J. Sap in aanwezigheid van de griffier.