ECLI:NL:OGEAA:2019:139

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
AUA201801576 BB
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag in verband met onbetaalde elektriciteitslevering en verjaring

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap N.V. Elmar, gevestigd te Aruba, betaling van een bedrag van Afl. 1.810,74 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op onbetaalde rekeningen voor elektriciteitslevering die in 2011 zijn ontstaan. Elmar stelt dat de gedaagde in totaal zes termijnen niet heeft betaald, wat resulteert in de huidige vordering na aftrek van een betaalde waarborgsom. De gedaagde betwist de vordering en voert aan dat zij altijd haar rekeningen heeft voldaan, hoewel niet altijd tijdig, en dat de vordering inmiddels is verjaard omdat deze meer dan zes jaar geleden is ontstaan.

Het gerecht heeft vastgesteld dat er een contract tot levering van elektriciteit tussen partijen bestond en dat de gedaagde de schuldbekentenis heeft ondertekend, waarin zij de vordering erkent. De rechter oordeelt dat de verjaring van de vordering is gestuit door de erkenning van de schuld in de schuldbekentenis, die betrekking heeft op de openstaande bedragen uit 2011. De rechter wijst de vordering van Elmar toe en kent de wettelijke rente toe vanaf de datum waarop de gedaagde in verzuim is geraakt, zijnde 10 april 2015. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van Elmar. Het vonnis is uitgesproken op 27 februari 2019 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 27 februari 2019
Behorend bij AUA201801576 BB
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
N.V. ELMAR,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Elmar,
gemachtigde: advocaat mr. M.O. Lopez,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 4 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met productie;
- de op de rolzitting van 16 januari 2019 aan [gedaagde] verleende akte niet dienen.
De zaak is daarna verwezen naar de rol van heden voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Elmar vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van Afl. 1.810,74 te vermeerderen met 15% incassokosten en de wettelijke rente vanaf de datum aanschrijving en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
Aan de vordering legt Elmar ten grondslag dat [gedaagde] in 2011 in totaal zes termijnen in verband met de levering van elektriciteit voor een totaalbedrag van Afl. 2.058,59 onbetaald heeft gelaten en dat, na aftrek van de door [gedaagde] betaalde waarborgsom, op grond hiervan een vordering resteert van Afl. 1.810,74 aan hoofdsom.
3.3 [
gedaagde] voert hiertegen als verweer dat zij altijd alle rekeningen van Elmar, hoewel niet altijd tijdig, volledig heeft voldaan. De termijnen waarover Elmar thans betaling vordert zijn in 2011, en derhalve meer dan zes jaar geleden, vervallen. Zij kan daardoor betaling niet meer aan de hand van haar administratie aantonen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht neemt op grond van de stellingen van partijen als vaststaand aan dat Elmar en [gedaagde] een contract tot levering van elektriciteit op het adres van [gedaagde] op de [adres woning] te Aruba heeft gehad. Het gerecht begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat zij primair betwist dat zij in 2011 rekeningen onbetaald heeft gelaten en dat zij subsidiair er een beroep op doet dat de vordering van Elmar op het moment van het starten van deze procedure was verjaard.
4.2
In reactie op dit verweer heeft Elmar gesteld dat (i) de elektriciteitsaansluiting van [gedaagde] in verband met de achterstand in de betalingen op een gegeven moment is afgesloten, dat (ii) [gedaagde] naar aanleiding van een sommatie tot betaling d.d. 27 maart 2015 op 27 mei 2015 ten kantore van Elmar een afbetalingsregeling heeft getroffen en dat zij (iii) door het ondertekenen van een schuldbekentenis de vordering heeft erkend.
4.3 [
gedaagde] heeft niet betwist dat de door Elmar overgelegde schuldbekentenis d.d. 27 mei 2017 door haar is ondertekend en heeft ook de inhoud ervan niet betwist. Het gerecht neemt daarom als vaststaand aan dat zij die schuldbekentenis heeft ondertekend en dat de inhoud ervan juist is. Het gerecht begrijpt uit de stellingen van Elmar dat de schuldbekentenis betrekking heeft op de niet betaalde termijnen uit 2011 waarvan thans betaling wordt gevorderd. Het in de schuldbekentenis opgenomen bedrag van Afl. 2.082,35 inclusief kosten correspondeert ook met de door Elmar gestelde openstaande hoofdsom van Afl. 1.810,74.
Uit de schuldbekentenis volgt dat [gedaagde] erkend heeft de thans gevorderde som aan Elmar verschuldigd te zijn en dat met die erkenning in 2015 de verjaring van de vordering tijdig is gestuit. Ten overvloede merkt het gerecht nog op dat in de schuldbekentenis is overeengekomen dat de getroffen betalingsregeling komt te vervallen indien [gedaagde] in gebreke zal zijn met de nakoming ervan. De vordering is derhalve opeisbaar.
4.4
De slotsom van het voorgaande is dan ook dat de gevorderde hoofdsom van
Afl. 1.810,74 toewijsbaar is. Elmar vordert hierover de wettelijke rente vanaf de datum van de aanschrijving. Het gerecht begrijpt dat bedoeld is de overgelegde aanschrijving van 27 maart 2015, waarin [gedaagde] wordt gesommeerd om de openstaande hoofdsom uiterlijk binnen 14 dagen te voldoen. Het gerecht zal de wettelijke rente daarom toewijzen met ingang van 10 april 2015, de dag waarop [gedaagde] in verzuim is geraakt.
4.5
De door Elmar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. De door Elmar gestelde werkzaamheden dienen te worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding van onderhavige procedure, waarvoor een vergoeding is begrepen in de proceskostenveroordeling. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Elmar tot op heden worden begroot op Afl. 100,00 aan griffierechten en op Afl. 500,00 aan salaris advocaat (2 punten op basis van tarief 2).
4.6.
Het vonnis zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, nu een daartoe strekkende vordering niet door Elmar is ingesteld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Elmar van een bedrag van Afl. 1.810,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2015 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Elmar worden begroot op Afl.100,00 aan griffierecht en Afl. 500,00 aan salaris van de gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 februari 2019 in aanwezigheid van de griffier.