In deze zaak heeft de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [V.B.A.] een kort geding aangespannen tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba. De kern van het geschil betreft de opzegging van het recht van erfpacht door het Land Aruba, die volgens [V.B.A.] onrechtmatig was. De procedure begon met een verzoekschrift van [V.B.A.] op 4 januari 2019, gevolgd door verschillende producties en pleitaantekeningen van beide partijen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 februari 2019.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [V.B.A.] had op 20 november 2015 een bouwvergunning aangevraagd en op 25 augustus 2016 een overeenkomst tot vestiging van een recht van erfpacht gesloten. De erfpachtovereenkomst was vastgelegd in een notariële akte van 12 oktober 2016. In deze akte stonden voorwaarden waaronder het recht van erfpacht kon vervallen, waaronder de verplichting om binnen zes maanden na de inschrijving van de akte met de bouw te beginnen. Het Land Aruba heeft in februari 2018 een nieuw beleid gepubliceerd dat een overgangsfase voor erfpachters introduceerde, wat relevant was voor de beoordeling van de zaak.
Het Land Aruba heeft [V.B.A.] in september 2018 in gebreke gesteld omdat zij niet tijdig met de bouw was begonnen. In november 2018 heeft het Land het recht van erfpacht opgezegd, wat [V.B.A.] aanvecht. De rechter oordeelt dat het Land onvoldoende grond had om de opzegging te rechtvaardigen, gezien de overgangsregeling die nog van toepassing was. De rechter concludeert dat de opzegging onrechtmatig was en dat [V.B.A.] recht had op het ongestoord uitoefenen van haar recht van erfpacht.
De rechter beveelt het Land Aruba om geen rechtsgevolgen aan de opzegging te verbinden en veroordeelt het Land in de proceskosten van [V.B.A.]. Dit vonnis is uitgesproken op 27 februari 2019 door mr. J.J. Verhoeven.