ECLI:NL:OGEAA:2019:157

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
AUA201803961
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het gezag van de moeder over de minderjarige en voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 maart 2019 een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. De vordering betreft de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige [Minderjarige], geboren op [datum] 2005, aan de Voogdijraad. De moeder, [Moeder], heeft sinds 8 april 2013 alleen het gezag over de minderjarige, na de scheiding van de vader, [Vader], in 2011. De procedure is gestart op 10 december 2018, met een verhoor van de minderjarige op 4 februari 2019 en een mondelinge behandeling op 5 februari 2019, waarbij de moeder en de vader, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D. Illes, aanwezig waren.

De rechter heeft vastgesteld dat er feiten zijn die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden. De moeder heeft in het verleden psychische problemen vertoond en er zijn vermoedens van misbruik van de minderjarige. De minderjarige heeft sinds zijn verblijf bij de vader verbeteringen laten zien in zijn prestaties en gedrag op school. Gezien de omstandigheden en de slechte verhouding tussen de ouders, heeft de rechter geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de moeder voorlopig voor drie maanden te schorsen in haar gezag en de minderjarige toe te vertrouwen aan de Voogdijraad.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die door de moeder kunnen worden aangewend. De rechter heeft de beslissing genomen met het oog op de bescherming van de minderjarige en de noodzaak tot spoedige interventie in het ouderlijk gezag.

Uitspraak

Beschikking van 19 maart 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803961
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad
van de minderjarige:
[Minderjarige],
geboren op [datum] 2005 in Aruba,
van wie de moeder is:
[Moeder], de moeder,
wonende in Aruba,
van wie de vader is:
[Vader], de vader.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • de vordering van het Openbaar Ministerie, ingediend op 10 december 2018,
  • het verhoor van de minderjarige op 4 februari 2019,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 5 februari 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon, de vader, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D. Illes en namens de Voogdijraad de heer [naam X] en mevrouw [naam Y].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Tijdens het huwelijk tussen de vader en de moeder is [minderjarige] op [datum] 2005 in Aruba geboren. De vader en moeder zijn gescheiden op [datum] 2011. Sinds 8 april 2013 is de moeder alleen belast met het gezag over de minderjarige.

3.DE VORDERING

De vordering strekt tot bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder(s) onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
4.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is.
4.3
Ingevolge artikel 1:272, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
4.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden, en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over haar kind wordt geschorst.
4.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
4.6
Uit het rapport van de voogdijraad van 28 januari 2019 en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de minderjarige aanvankelijk met de moeder in een hotelkamer woonde, waar hij vaak alleen werd gelaten. Eind november 2018 woonde hij al enkele maanden bij de vader. Op zondag 25 november 2018 is de moeder naar het adres van de vader gegaan om de minderjarige op te halen. Deze wilde niet met zijn moeder mee, waarbij de politie is gebeld voor een crisisinterventie. De moeder heeft na de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de Voogdijraad, geweigerd om mee te werken aan het onderzoek van de Voogdijraad. Blijkens haar gedrag lijkt de moeder last te hebben van stemmingswisselingen en andere psychische problemen die zij in het verleden onder meer afreageerde op de minderjarige. Er zijn vermoedens van misbruik van de minderjarige in het recente verleden. Sinds de minderjarige bij de vader verblijft, zijn zijn prestaties en gedrag op school verbeterd. Het is op dit moment echter zonder dat er nader onderzoek is gedaan nog niet duidelijk - mede gezien de slechte verhouding tussen de vader en de moeder en de vele conflicten tussen hen - of het wenselijk is om vader met het gezag te bekleden.
4.7
Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder voorlopig, voor de duur van drie maanden, geheel in de uitoefening van het gezag over haar wordt geschorst en dat de minderjarige voorlopig wordt toevertrouwd aan de Voogdijraad.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de moeder uit het gezag welke zij heeft over de minderjarige [minderjarige], geboren op [datum] 2005 in Aruba in Aruba,
vertrouwt de minderjarige voorlopig toe aan de Voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven voor de duur van drie maanden,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 19 maart 2019 door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.