In deze zaak heeft de vader, verzoeker, een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2016, en tot bepaling van de hoofdverblijfplaats bij hem. De moeder, verweerder, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De vader heeft aangevoerd dat hij sinds de geboorte van de minderjarige de zorg voor het kind op zich neemt en dat de communicatie met de moeder zeer slecht is. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 2 november 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 februari 2019.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder van rechtswege het gezag over de minderjarige uitoefent, maar dat de vader, die het kind op 1 november 2016 heeft erkend, ook de mogelijkheid heeft om gezamenlijk gezag te verzoeken. De rechter heeft in overweging genomen dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat ouders in staat zijn om samen beslissingen te nemen over hun kind. Aangezien de moeder niet heeft gereageerd op het verzoek, heeft het gerecht besloten dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen. Daarom is de Voogdijraad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van de partijen en om te rapporteren over de vraag of er een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat als het gezag gezamenlijk zou worden uitgeoefend.
De zaak is vervolgens verwezen naar een rolzitting voor overlegging van het rapport van de Voogdijraad, met een aanhouding van verdere beslissingen. De beschikking is gegeven door rechter J.J. Verhoeven op 26 maart 2019, in aanwezigheid van de griffier.