In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.F. Falconi, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap INTERPORT LOGISTICS V.B.A. Eiser, die sinds mei 2010 in dienst was bij gedaagde, werd op 22 november 2018 geschorst met behoud van loon. Gedaagde stelde dat eiser betrokken was bij een incident met betrekking tot de ontvangst en aflevering van dozen, wat leidde tot een ontslag op staande voet. Eiser heeft het ontslag betwist en vorderde in kort geding doorbetaling van zijn loon, wedertewerkstelling en vergoeding van proceskosten.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 februari 2019 werd ingediend. De zitting vond plaats op 7 maart 2019, waarbij eiser in persoon verscheen, maar gedaagde niet. Het gerecht verleende verstek tegen gedaagde. Eiser stelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat de wettelijke procedures niet waren gevolgd. Het gerecht oordeelde dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond waren en wees deze toe, met inachtneming van de wettelijke verhoging en rente.
In de beslissing werd gedaagde veroordeeld tot doorbetaling van het loon aan eiser, met een verhoging van 10% en wettelijke rente, en werd gedaagde opgedragen eiser binnen drie werkdagen toe te laten op het werk, op straffe van een dwangsom. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.J. Verhoeven op 13 maart 2019.