ECLI:NL:OGEAA:2019:178

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
AUA201900507
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontslag en loonbetaling tussen werknemer en Arubaaanse Luchtvaart Maatschappij N.V.

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft eiser, een werknemer van de Arubaaanse Luchtvaart Maatschappij N.V., een vordering ingesteld tegen zijn werkgever. Eiser was in april 2017 in dienst getreden en had een salaris van Afl. 7.035,- bruto per maand. In februari 2018 werd zijn functie gewijzigd, maar zijn salaris bleef gelijk. Op 19 december 2018 werd eiser door gedaagde geïnformeerd dat hij niet meer hoefde te komen werken en dat hij zijn werkpasje moest inleveren. Eiser heeft hierop de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn salaris.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 19 februari 2019 werd ingediend. De zitting vond plaats op 7 maart 2019, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.L. Griffith. Gedaagde, de Arubaaanse Luchtvaart Maatschappij N.V., verscheen niet en er werd verstek verleend. Eiser vorderde onder andere doorbetaling van zijn loon, wedertewerkstelling en vergoeding van proceskosten. Hij stelde dat er geen dringende reden voor ontslag was en dat de ontslagprocedure niet correct was gevolgd.

De rechter oordeelde dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond waren en heeft deze toegewezen. De rechter veroordeelde gedaagde tot betaling van het loon van Afl. 7.035,- bruto per maand vanaf 19 december 2018, verhoogd met wettelijke verhoging en rente. Daarnaast werd gedaagde bevolen om eiser binnen drie werkdagen toe te laten op het werk, op straffe van een dwangsom. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J.J. Verhoeven op 13 maart 2019.

Uitspraak

Vonnis van 13 maart 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201900507
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBAANSE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V. h.o.d.n. ARUBA AIRLINES,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 19 februari 2019;
  • de behandeling ter zitting van 7 maart 2019, waaruit blijkt dat eiser in persoon is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en gedaagde niet is verschenen;
  • tegen de niet verschenen gedaagde is verstek verleend.
1.2
Vervolgens is de datum voor de uitspraak nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser is in april 2017 bij gedaagde in dienst getreden in de functie van
Deputy Director of Maintenancetegen een salaris van Afl. 7.035,- bruto per maand.
2.2
In februari 2018 is de functie van eiser gewijzigd tot die van
Line Maintenance Managermet behoud van zijn salaris.
2.3
Op 19 december 2018 is eiser door gedaagde geïnformeerd dat hij niet meer hoeft te komen werken en dat eiser zijn werkpasje dient in te leveren.
2.4
Bij brief van 11 januari 2019 heeft eiser de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden de bedongen arbeid te blijven verrichten en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn salaris.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert om bij vonnis in kort geding – uitvoerbaar bij voorraad – gedaagde:
- te veroordelen tot doorbetaling van zijn loon van Afl. 7.035,- bruto per maand vanaf 19 december 2018 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op regelmatige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met de vertragingsrente en de wettelijke rente,
- te bevelen eiser tot het werk toe te laten en in staat te stellen om de bedongen arbeid te verrichten op straffe van een dwangsom,
- te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Eiser grondt de vordering erop dat er geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet, dat gedaagde geen ontslagvergunning heeft van de directeur van Directie Arbeid en Onderzoek van Aruba en de opzeggingsbepalingen voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door gedaagde niet in acht zijn genomen.
3.3
Gedaagde is, ondanks deugdelijk te zijn opgeroepen, niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
De spoedeisendheid van de gevraagde voorziening volgt uit aard van de vordering.
4.2
De vorderingen van eiser om gedaagde te veroordelen tot doorbetaling loon, wedertewerkstelling en proceskostenvergoeding komt het gerecht, behoudens het hiernavolgende, ingevolge artikel 79 lid 1 Rv. niet onrechtmatig of ongegrond voor en worden daarom toegewezen.
4.3
Het Gerecht ziet aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7A:1614q BW op 10% te stellen en de wettelijke rente toe te wijzen vanaf datum indiening verzoekschrift. Tevens zal het gerecht de gevorderde dwangsom verminderen en maximeren zoals in het dictum staat opgenomen.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zal gedaagde de proceskosten van eiser moeten vergoeden.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van het loon van Afl. 7.035,- bruto per maand vanaf 19 december 2018 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen, verhoogd met de wettelijke verhoging van artikel 7A:1614q BW tot een maximum van 10% over de verschenen loontermijnen en vermeerderd met de wettelijke rente over het achterstallig loon, vanaf 14 februari 2019;
- gebiedt gedaagde om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis, eiser toe te laten op het werk en in staat te stellen om de bedongen werkzaamheden van
Line Maintenance Manageruit te voeren, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- voor iedere dag dat gedaagde aan dit gebod niet voldoet een en ander met een maximum van Afl. 100.000,-;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiser worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht,
Afl. 228,21 aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.