In deze zaak, die diende als kort geding, heeft eiser, een werknemer van de Arubaaanse Luchtvaart Maatschappij N.V., een vordering ingesteld tegen zijn werkgever. Eiser was in april 2017 in dienst getreden en had een salaris van Afl. 7.035,- bruto per maand. In februari 2018 werd zijn functie gewijzigd, maar zijn salaris bleef gelijk. Op 19 december 2018 werd eiser door gedaagde geïnformeerd dat hij niet meer hoefde te komen werken en dat hij zijn werkpasje moest inleveren. Eiser heeft hierop de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn salaris.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 19 februari 2019 werd ingediend. De zitting vond plaats op 7 maart 2019, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.L. Griffith. Gedaagde, de Arubaaanse Luchtvaart Maatschappij N.V., verscheen niet en er werd verstek verleend. Eiser vorderde onder andere doorbetaling van zijn loon, wedertewerkstelling en vergoeding van proceskosten. Hij stelde dat er geen dringende reden voor ontslag was en dat de ontslagprocedure niet correct was gevolgd.
De rechter oordeelde dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond waren en heeft deze toegewezen. De rechter veroordeelde gedaagde tot betaling van het loon van Afl. 7.035,- bruto per maand vanaf 19 december 2018, verhoogd met wettelijke verhoging en rente. Daarnaast werd gedaagde bevolen om eiser binnen drie werkdagen toe te laten op het werk, op straffe van een dwangsom. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J.J. Verhoeven op 13 maart 2019.