ECLI:NL:OGEAA:2019:186
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake renteloze lening tussen moeder en zoon
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, een inwoner van Aruba, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens inwoner van Aruba, met betrekking tot een vermeende renteloze lening. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 7 november 2018, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 4 december 2018. Tijdens deze zitting zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun gemachtigden. Eiseres heeft verklaard geen verder bewijs te willen leveren voor haar stelling dat gedaagde een renteloze lening heeft verkregen. Gedaagde heeft een bedrag van Afl. 4.599,03 erkend, maar de vordering van eiseres voor het meerdere is afgewezen.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis van 14 februari 2018 in acht genomen. De slotsom was dat de vordering van eiseres tot het erkende bedrag van gedaagde werd toegewezen, terwijl de vordering voor het overige werd afgewezen. Tevens werd de wettelijke rente toegewezen, met als aanvangsdatum de dag na de betekening van het verzoekschrift aan gedaagde. Gezien de familiale relatie tussen partijen, moeder en zoon, heeft het Gerecht besloten de proceskosten te compenseren, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.
In de uitspraak is gedaagde veroordeeld tot betaling van Afl. 4.599,03 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 december 2016. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur op 27 maart 2019, in aanwezigheid van de griffier.