ECLI:NL:OGEAA:2019:186

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
2901 van 2016 / AUA201600687
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake renteloze lening tussen moeder en zoon

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, een inwoner van Aruba, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens inwoner van Aruba, met betrekking tot een vermeende renteloze lening. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 7 november 2018, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 4 december 2018. Tijdens deze zitting zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun gemachtigden. Eiseres heeft verklaard geen verder bewijs te willen leveren voor haar stelling dat gedaagde een renteloze lening heeft verkregen. Gedaagde heeft een bedrag van Afl. 4.599,03 erkend, maar de vordering van eiseres voor het meerdere is afgewezen.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis van 14 februari 2018 in acht genomen. De slotsom was dat de vordering van eiseres tot het erkende bedrag van gedaagde werd toegewezen, terwijl de vordering voor het overige werd afgewezen. Tevens werd de wettelijke rente toegewezen, met als aanvangsdatum de dag na de betekening van het verzoekschrift aan gedaagde. Gezien de familiale relatie tussen partijen, moeder en zoon, heeft het Gerecht besloten de proceskosten te compenseren, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

In de uitspraak is gedaagde veroordeeld tot betaling van Afl. 4.599,03 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 december 2016. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur op 27 maart 2019, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 27 maart 2019 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. 2901 van 2016 / AUA201600687
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en I.R. Wever,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 7 november 2018 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 4 december 2018. [eiseres] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. [gedaagde] is eveneens verschenen samen met zijn gemachtigde, voor wie mr. E.M.J. Carfarzuza heeft geoccupeerd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenvonnissen neergelegde overwegingen en beslissingen
2.2
Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij geen verder bewijs zal leveren van haar door [gedaagde] gemotiveerde stelling dat [gedaagde] van [eiseres] een renteloze lening heeft verkregen ten belope van het in hoofdsom gevorderde (minus het door [gedaagde] erkende bedrag ad
Afl. 4.599,03). Dat brengt mee dat niet vast komt te staan dat [eiseres] meer dan voormeld door [gedaagde] erkende bedrag aan [gedaagde] krachtens een overeenkomst van geldlening heeft verstrekt.
2.3
Onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 4.7 en 4.8 van het tussenvonnis van 14 februari 2018 luidt de slotsom dat de vordering van [eiseres] ten belope van het door [gedaagde] erkende bedrag zal worden toegewezen en voor het meerdere van dat bedrag zal worden afgewezen. De onbestreden vordering ter zake van wettelijke rente zal worden toegewezen als na te melden, waarbij de dag volgende op de betekening van het verzoekschrift aan [gedaagde] als aanvangsdatum in aanmerking zal worden genomen.
2.4
In de uitkomst van deze procedure en de omstandigheid dat partijen familie van elkaar zijn (moeder en zoon) ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 4.599,03, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 8 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
-verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak