ECLI:NL:OGEAA:2019:188

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
AUA201800482
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verbintenissenrecht tussen B.J. Jara Contractor N.V. en Romar Trading Company N.V.

In deze zaak, die op 27 maart 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de naamloze vennootschap B.J. Jara Contractor N.V. (hierna: Jara) een vordering ingesteld tegen Romar Trading Company N.V. (hierna: Romar) op betaling van Afl. 32.366,95, vermeerderd met wettelijke rente. Jara stelt dat zij in opdracht van Romar een betonvloer heeft aangelegd, maar Romar betwist dat zij de contractspartij is en voert aan dat Anjosean Trading N.V. de werkelijke opdrachtgever was. Romar heeft in reconventie een schadevergoeding van Afl. 82.500,-- gevorderd wegens gebrekkig werk van Jara.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat Jara niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat Romar niet de contractspartij is. Het verweer van Romar dat Jara geen vorderingsrecht heeft, werd verworpen. Het Gerecht oordeelde dat Jara op basis van de feiten gerechtvaardigd kon vertrouwen dat Romar haar contractspartij was, maar dat de vordering van Jara niet kon worden toegewezen omdat de betonvloer gebrekkig was. Jara heeft niet voldoende onderbouwd dat Romar te laat heeft geklaagd over de gebreken, en het Gerecht oordeelde dat de gebrekkige betonvloer niet voldeed aan de overeenkomst.

In reconventie werd de vordering van Romar toegewezen, waarbij Jara werd veroordeeld tot betaling van Afl. 50.133,05, te vermeerderen met wettelijke rente. Jara werd ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventionele als de reconventionele procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 27 maart 2019 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA201800482
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
B.J. JARA CONTRACTOR N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres in conventie, verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna ook te noemen: Jara,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
ROMAR TRADING COMPANY N.V.
gevestigd in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna ook te noemen: Romar,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord in conventie en van (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties;
-de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met producties;
-de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie;
-de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

2.1
Jara verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Romar veroordeelt om ten titel van nakoming aan Jara te betalen Afl. 32.366,95, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 24 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. te dezen enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
c. Romar veroordeelt in de proceskosten, waaronder begrepen die van het beslag.
2.2
Romar voert verweer en concludeert dat Jara niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan.
in (voorwaardelijke) reconventie
2.3
Romar vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Jara veroordeelt om aan Romar ten titel van schadevergoeding te betalen
Afl. 82.500,--, rente en kosten rechtens.
2.4
Jara voert verweer en concludeert dat Romar niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.5
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

in conventie

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat Jara niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Als komt vast te staan dat Jara in het licht van het hierna te bespreken verweer van Romar geen vorderingsrecht heeft op Romar, moet haar rechtsvordering worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van Romar wordt verworpen.
3.2
Het thans nog meest verstrekkende verweer van Romar betreft haar stelling dat niet zij maar Anjosean Trading N.V. (hierna: Anjosean) de contractspartij is van Jara, voor welke partij Jara in opdracht een betonvloer heeft gestort en het hierna te vermelden project heeft uitgevoerd. Dat brengt met zich dat Jara jegens Romar geen nakoming van beweerdelijke betalingsverplichtingen kan vorderen, aldus Romar. Ter zake van dat door Jara bestreden verweer wordt het volgende overwogen.
3.3
Vast staat dat [naam directeur] de directeur is van zowel Romar alsook Anjosean, en dat Jara de betonvloer heeft aangelegd in het pakhuis van Anjosean. Vast staat verder dat Jara alle facturen met betrekking tot de aanleg van die betonvloer alsmede die met betrekking tot het zogenaamde “
Anjosean Ecobuilding project” (hierna: het project) op naam van Romar heeft gesteld en heeft uitgebracht aan Romar. Voorts heeft Jara onvoldoende nader bestreden gesteld dat behoudens de laatst uitgebrachte factuur waarvan nu betaling wordt gevorderd (hierna: de factuur) al die facturen met uitzondering van één (die is betaald door Anjosean) zijn betaald door Romar. De bij het verzoekschrift als productie 5 overgelegde aan Jara verstuurde email van Romar (geschreven en verstuurd door haar
Chief Financial Officer[naam officer]) vermeldt ter zake van betaling van de factuur onder meer “
Romar zal altijd haar verplichtingen nakomen maar verwacht van de andere partij hetzelfde.”. Naar het oordeel van het Gerecht mocht Jara op grond van voormelde feitelijkheden er in elk geval gerechtvaardigd op vertrouwen dat Romar met betrekking tot bedoelde betonvloer en het project haar contractspartij was, en dat Jara in opdracht van Romar die vloer heeft aangelegd en dat project heeft uitgevoerd in/aan het pand van Anjosean. De omstandigheid dat Anjosean één met betrekking tot die betonvloer aan Romar uitgebrachte factuur heeft betaald maakt dat niet anders. Zie in dit verband immers het bepaalde in het eerste lid van artikel 6:30 BW, waar Romar in haar conclusie van dupliek onder randnummer 4 terecht naar verwijst. Het verweer van Romar op dit onderdeel wordt verworpen; Romar heeft te gelden als degene in wiens opdracht Jara bedoelde betonvloer heeft aangelegd en het project heeft uitgevoerd.
in reconventie
3.4.1
Het vorenstaande brengt mee dat de voorwaarden voor het instellen van de reconventionele vordering is vervuld.
3.4.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat Romar niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Jara wordt daarom eveneens verworpen.
3.4.3
De aard van de conventionele en die van de reconventionele procedure brengen mee dat die procedures verder gezamenlijk besproken kunnen worden.
in conventie en in reconventie
3.5
Romar heeft niet of onvoldoende bestreden gesteld dat de door Jara aangelegde betonvloer (hierna: de betonvloer) in ernstige mate niet vlak is, en dat daarom sprake is van ondeugdelijk/gebrekkig door Jara verricht of geleverd werk. Als meest verstrekkend in dit verband stelt Jara dat Romar eerst na verloop van meer dan twee jaren deze klacht komt. Aldus is volgens Jara sprake van schending van het bepaalde in artikel 6:89 BW, waardoor Romar geen beroep meer kan doen op het beweerdelijke gebrek. Zelfs indien veronderstellenderwijs de juistheid wordt aangenomen van de door Romar bestreden stelling dat zij eerst na verloop van meer dan twee jaar heeft geklaagd over vermeende gebrekkigheid van de betonvloer heeft Jara naar het oordeel van het Gerecht haar beroep op bedoelde wettelijke bepaling in het licht van de ratio daarvan onvoldoende feitelijk onderbouwd. Artikel 6:89 BW berust namelijk op de gedachte dat een schuldenaar, in dit geval Jara dus, beschermd dient te worden tegen te late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Gesteld noch is gebleken echter dat Jara door het beweerdelijk te laat klagen zijdens Romar als gevolg van het verstrijken van te veel tijd nadeel heeft ondervonden in haar verdedigingsbelangen, en evenmin is gesteld of gebleken dat door dat verstrijken van tijd Jara in haar mogelijkheden om de gevolgen van de beweerdelijke tekortkoming te beperken is aangetast. Dit één en ander klemt temeer omdat de klacht ziet op een betonvloer, die niet heeft te gelden als een aan bederf onderhavige of een niet langer op deugdelijkheid/gebrekkigheid te controleren zaak. Het beroep van Jara op dit onderdeel is ongegrond en wordt daarom verworpen.
3.6
Vast staat dat de betonvloer in ernstige mate niet vlak is, in het licht waarvan Romar niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld dat een normaal gebruik van die vloer door heftrucks en het stevig kunnen plaatsen van pallets en stellages niet mogelijk is. De eerst bij dupliek opgeworpen stelling van Jara, dat zij het ervoor houdt dat Romar zelf die oneffenheden heeft veroorzaakt nu er al twee jaar over de vloer is gelopen, is zonder nadere uitleg - die ontbreekt - onbegrijpelijk. Het is van algemene bekendheid dat een deugdelijke betonvloer door het enkele twee jaren er overheen lopen geen oneffenheden gaat vertonen zoals in voldoende mate zichtbaar op de als productie 2 bij de conclusie van antwoord van Romar overgelegde foto’s. Het verweer van Jara op dit punt wordt verworpen.
3.7
Romar heeft onbetwist gesteld dat de betonvloer door Jara gevlinderd zou worden, hetgeen in de door Jara overgelegde “
Invoice” met als nummer 3004 (die door Jara zelf wordt gekwalificeerd als offerte) wordt omschreven als “
Concrete finishing (helicopter)”, waarvoor Jara Afl. 7.000,-- in rekening heeft gebracht aan Romar. In het licht daarvan heeft Romar verder niet of onvoldoende bestreden gesteld dat het vlinderen van een betonvloer het volledig vlak afwerken en gebruiksklaar maken van die vloer impliceert. Nu vast staat dat de betonvloer in ernstige mate niet vlak is en dat daardoor een voor een pakhuis normaal gebruik van die vloer door heftrucks en het stevig kunnen plaatsen van pallets en stellages niet mogelijk is, is het Gerecht van oordeel dat de door Jara geconstrueerde betonvloer gebrekkig is en daarom niet beantwoord aan de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming.
3.8
Gebleken is dat Romar Jara ter zake van de gebrekkige betonvloer in gebreke heeft gesteld en onder termijnstelling heeft gesommeerd om het gebrek te verhelpen. Nu Jara dat niet heeft gedaan en ook niet zal doen, is zij in verzuim geraakt en jegens Romar schadeplichtig geworden in het licht waarvan heeft te gelden dat Romar op goede grond betaling van de laatste aan haar uitgebrachte factuur heeft opgeschort. Dat die factuur ziet op de uitvoering van het project en niet op de constructie van de betonvloer maakt dat niet anders. Het eerste lid van artikel 6:52 BW bepaalt immers dat de schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op haar schuldeiser bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen, terwijl het tweede lid van dat artikel bepaalt dat een zodanige samenhang onder meer kan worden aangenomen indien de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding. Van dit alles is naar het oordeel van het Gerecht sprake in het onderhavige geval.
3.9
Vorenstaande leidt in conventie tot de slotsom dat de vordering van Jara zal worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andersluidend oordeel kunnen dragen. Met name volgt uit betaling van facturen geen goedkeuring zijdens Romar van de betonvloer. De door Romar bestreden stelling van Jara, dat oplevering van de betonvloer stilzwijgend heeft plaatsgevonden, mist naar het oordeel van het Gerecht feitelijke grondslag. Gesteld noch is gebleken in dit verband met name dat Jara aan Romar op enig moment te kennen heeft gegeven dat de betonvloer klaar was om te worden opgeleverd. Het afronden van het werk en het sturen van een laatste factuur, zoals door Jara gesteld, heeft niet te gelden als een dergelijke kennisgeving. Dit klemt temeer omdat het overeengekomen vlinderen van de betonvloer kennelijk niet heeft plaatsgevonden.
3.1
Jara zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de conventionele procedure gevallen aan de zijde van Romar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).
3.11
Romar heeft de kosten van het herstel van de gebrekkige betonvloer ofwel haar schade onbestreden geraamd op Afl. 82.500,--. De reconventionele vordering van Romar zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat het aan Jara toekomende bedrag waarvan Romar de betaling heeft opgeschort (te weten Afl. 32.366,95) bij wijze van verrekening in mindering strekt op het in reconventie toe te wijzen bedrag. De onbestreden nevenvordering ter zake van wettelijke rente zal worden toegewezen als na te melden, waarbij de datum van het instellen van de reconventionele vordering als aanvangsdatum in aanmerking wordt genomen.
3.12
Jara zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de reconventionele procedure gevallen aan de zijde van Romar, tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
-wijst af het door Jara verzochte;
-veroordeelt Jara in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Romar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in reconventie
-veroordeelt Jara om aan Romar te betalen (82.500,-- minus 32.366,95 =)
Afl. 50.133,05, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 25 april 2018;
-veroordeelt Jara in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Romar, tot aan deze uitspraak eveneens begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie en in reconventie
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.[1] Zie onderaan bijlage Formele relaties
2.[2] Zie onderaan bijlage Overzicht rechtsgebieden
3.[3] Zie onderaan bijlage Bijzondere kenmerken van uitspraak