ECLI:NL:OGEAA:2019:190

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
AUA201702851
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap met betrekking tot onroerend goed in Aruba

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het de verdeling van de nalatenschap van erflaatster, die op 16 juni 1948 te Aruba is overleden. De nalatenschap omvat twee kadastrale percelen, waarvan één met een woning. Eisers, die deelgenoten zijn in de nalatenschap, hebben verzocht om de woning te verkopen aan een echtpaar voor een taxatiewaarde van Afl. 127.650,00, waarna de opbrengst onder de deelgenoten verdeeld zal worden. Gedaagden, die ook deelgenoten zijn, hebben niet allemaal verweer gevoerd, en een aantal heeft ingestemd met de voorgestelde verdeling.

Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt over de verdeling van de nalatenschap. Gedaagde sub 32 heeft verweer gevoerd en aangedrongen op een eerlijke kans om de woning over te nemen, maar het gerecht oordeelde dat zij niet heeft aangetoond dat zij in staat is om de woning te kopen. Het gerecht heeft besloten dat de woning verkocht zal worden aan het echtpaar, en dat de netto-opbrengst onder de deelgenoten zal worden verdeeld. Tevens is bepaald dat de kosten van de procedure ten laste van de nalatenschap komen.

In het dictum van het vonnis is de verdeling van de nalatenschap gelast, en zijn de gedaagden veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning. De kosten van de procedure zijn begroot en zullen uit de bruto-opbrengst van de woning worden voldaan. Het vonnis is uitgesproken op 27 maart 2019 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 27 maart 2019
Behorend bij A.R.- AUA201702851
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
1.
[eiser 1],
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],
7.
[eiser 7],
8.
[eiser 8],
9.
[eiser 9],
10.
[eiser 10],
11.
[eiser 11],
12.
[eiser 12],
13.
[eiser 13],
14.
[eiser 14],
15.
[eiser 15],
16.
[eiser 16]
17.
[eiser 17],
18.
[eiser 18],
19.
[eiser 19],
20.
[eiser 20],
21.
[eiser 17],
22.
[eiser 22]
23.
[eiser 23]
24.
[eiser 24],
25.
[eiser 25],
26.
[eiser 26],
27.
[eiser 27],
28.
[eiser 28],
29.
[eiser 29],
30.
[eiser 30],
31.
[eiser 31],
32.
[eiser 32],
33.
[eiser 33],
34.
[eiser 34],
35.
[eiser 35],
36.
[eiser 36],
37.
[eiser 37],
38.
[eiser 38],
39.
[eiser 39],
40.
[eiser 40],
41.
[eiser 41],
42.
[eiser 42],
43.
[eiser 43],
44.
[eiser 44],
45.
[eiser 45],
46.
[eiser 46],
47.
[eiser 47],
48.
[eiser 48]
49.
[eiser 49],
50.
[eiser 50],
51.
[eiser 51],
52.
[eiser 52],
53.
[eiser 53],
54.
[eiser 54],
55.
[eiser 55],
56.
[eiser 56],
57.
[eiser 57]
58.
[eiser 58];
EISERS, te Aruba,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
1.
[gedaagde 1],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
2.
[gedaagde 2],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
3.
[gedaagde 3],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
4.
[gedaagde 4],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
5.
[gedaagde 5],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
6.
[gedaagde 6],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
7.
[gedaagde 7],wonende te [adres] in Aruba,
8.
[gedaagde 8],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
9.
[gedaagde 9],wonende te [adres] in Aruba,
10.
[gedaagde 10],wonende te [adres] in Aruba,
11.
[gedaagde 11],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
12.
[gedaagde 12],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
13.
[gedaagde 13],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Bonaire,
14.
[gedaagde 14],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Curaçao,
15.
[gedaagde 15],wonende te [adres] in Aruba,
16.
[gedaagde 16], wonende te [adres] te Aruba,
17.
[gedaagde 17],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
18.
[gedaagde 18],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Verenigde Staten,
19.
[gedaagde 19],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Verenigde Staten,
20.
[gedaagde 20],wonende te [adres] in Aruba,
21.
[gedaagde 21], wonende te [adres] in Aruba,
22.
[gedaagde 22],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
23.
[gedaagde 23], wonende te [adres] in Aruba,
24.
[gedaagde 24],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba,
25.
[gedaagde 25], wonende te [adres] in Aruba
26.
[gedaagde 26],wonende te [adres] in Aruba,
27.
[gedaagde 27], wonende te [adres] in Aruba,
28.
[gedaagde 28],wonende te [adres] in Aruba,
29.
[gedaagde 29],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba,
30.
[gedaagde 30],wonende te [adres] in Aruba,
31.
[gedaagde 31], wonende te [adres] in Aruba,
32.
[gedaagde 32], wonende te [adres] in Aruba,
33.
[gedaagde 33],wonende te [adres] in Aruba,
34.
[gedaagde 34], wonende te [adres] in Aruba,
35.
[gedaagde 35],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba,
36.
[gedaagde 36],zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland,
GEDAAGDEN.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 19 oktober 2017 met producties;
- de akte van 12 december 2017 van [gedaagde sub 16] (gedaagde sub 16);
- de beschikking d.d. 14 maart 2018 waarin is bepaald dat de in die beschikking genoemde gedaagden opnieuw moeten worden opgeroepen;
- de akte van 10 april 2018 van [gedaagde 31] (gedaagde sub 31);
- de akte van 20 april 2018 van [gedaagde 21] (gedaagde sub 21);
- de akte van eisers d.d. 9 mei 2018;
- de akte van 9 mei 2018 van [gedaagde sub 32] (gedaagde sub 32);
- de (mondelinge) rolbeschikking van 30 mei 2018, waarin is beslist dat het door de ‘Organization of Development and Defense of Haitians in Aruba’ ingediende akte wordt aangemerkt als een incidenteel verzoek om tussenkomst;
- de conclusie van repliek van eisers d.d. 28 november 2018;
- de referte ter rolle van 13 februari 2019 van gedaagde sub 34;
- de akte van niet dienen verleend aan de gedaagden sub 15, 16, 21, 23, 25, 27, 28, 30, 31, 32, 34.
De zaak is daarna verwezen naar de rol van heden voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
erflaatster] (hierna: erflaatster) is op 16 juni 1948 te Aruba overleden. Tot de nalatenschap behoort de eigendom van de percelen gelegen te [adres 1], kadastraal bekend als [kadastraal 1] en [kadastraal 2]. Het kadastrale perceel [kadastraal 2], met daarop het woonhuis met adres [adres 1], meet 851 m2. Het kadastrale perceel [kadastraal 1] betreft een berm en een deel van de weg en grenst aan en vormt één geheel met het kadastrale perceel [kadastraal 2]. Beide percelen met de woning zullen hierna ook worden aangeduid als: de woning.
2.2.
Door ing. [naam ingenieur] (hierna: [ingenieur]) is een taxatierapport d.d. 13 april 2016 met betrekking tot de woning uitgebracht. In dit taxatierapport is de marktwaarde van de woning getaxeerd op Afl. 127.650,00 en de executiewaarde op Afl. 114.885,00.
2.3
Op het perceel naast de woning, op het adres [adres 2], wonen de heer [naam heer] en diens echtgenote [naam mevrouw] (hierna: het echtpaar [X]). In een geschrift d.d. 22 september 2017 heeft het echtpaar [X] verklaard dat zij bereid is het perceel te kopen voor de getaxeerde waarde van Afl. 127.650,00.
2.4.
Eisers en gedaagden zijn gezamenlijk de deelgenoten in de nalatenschap van erflaatster. Omtrent de wijze van verdeling van de nalatenschap is tussen de deelgenoten geen overeenstemming bereikt.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1.
Eisers vorderen dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de verdeling gelast van de nalatenschap van [erflaatster] en bepaalt dat het onroerend goed dan wel de onroerende goederen gelegen te […], kadastraal bekend als [kadastraal 1] en [kadastraal 2] wordt verkocht aan [naam heer] en [naam mevrouw] voor de verkoopprijs van Afl. 127.650,00 waarna de opbrengst onder de deelgenoten zal worden verdeeld,
althans:
2. de verdeling van de nalatenschap vaststelt, rekening houdend met de billijkheid en de belangen van partijen;
3. bepaalt dat, indien gedaagden weigeren aan het gevorderde onder 1 althans onder 2 te voldoen, het in deze te wijzen vonnis waarin het gevorderde onder 1 althans 2 toegewezen wordt, in de plaats treedt van eventuele noodzakelijke akten zoals de akte van overdracht van het onroerende goed(eren) gelegen te […], kadastraal bekend als [kadastraal 1] en [kadastraal 2] aan [naam heer] en [naam mevrouw];
4. indien gedaagden met het door dit gerecht gegeven bevel in gebreke blijven, hiervoor in de plaats een onzijdig persoon benoemt, welke onzijdig persoon bevoegd zal zijn om namens diegenen alle handelingen te verrichten en documenten en/of aktes te ondertekenen welke nodig zijn voor de uitvoering daarvan;
5. te bepalen dat de overeenkomstig het gevorderde onder 1 althans 2 opgemaakte akte(n) rechtsgeldig in de daartoe bestemde openbare registers kunnen worden ingeschreven;
6. dan wel elke andere beslissing neemt die het gerecht in goede justitie nodig acht en
bepaalt dat de kosten van de procedure ten laste van gedaagden dan wel van de nalatenschap zullen komen.

4.DE BEOORDELING

In het incident
4.1.
De ‘Organization of Development and Defense of Haitians in Aruba’ (hierna: de Organization) heeft op de rolzitting van 4 juli 2018 een akte ingediend welke is aangemerkt als een verzoek om tussenkomst. Op dit verzoek is nog niet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 181 Rv., eerst en vooraf beslist, zodat het gerecht alsnog een beslissing dient te nemen.
4.2.
Het gerecht begrijpt dat het verzoek om tussenkomst door de Organization is ingediend ten behoeve van het echtpaar [naam man] en [naam echtgenoot] en hun minderjarige kinderen, die sedert 2013 op het terrein wonen en die (beweerdelijk) een overeenkomst tot koop van de woning hebben gesloten met een aantal deelgenoten. Niet is duidelijk namens wie de incidentele vordering is ingesteld en wie daarbij dus als procespartij heeft te gelden. Door de Organization is, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen volmacht overgelegd waaruit blijkt voor wie zij de incidentele vordering heeft ingesteld en dat zij daartoe ook bevoegd is. Daarmee voldoet de vordering niet aan de vereisten van artikel 216 Rv. Voor zover de Organization bedoeld heeft een eigen vordering in te stellen, is niet gebleken welke vordering zij heeft op de partijen in de hoofdzaak en welk belang zij bij die vordering zou hebben. Het gerecht zal om die reden de incidentele vordering afwijzen. Omdat niet duidelijk is wie als verzoekende partij in het incident optreedt, heeft het gerecht ervan afgezien om de incidentele procedure in de kop van dit vonnis op te nemen.
4.3.
Omdat behalve het verzoek om tussenkomst geen proceshandelingen zijn verricht in het incident, zal het gerecht geen kostenveroordeling uitspreken.
In de hoofdzaak
4.4.
De gedaagden sub 1 tot en met 14, 17 tot en met 20, 22, 24, 26, 29, 33, 35 en 36 zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Voor zover dit tijdens de rolzittingen niet mondeling is gebeurd, wordt tegen de niet verschenen gedaagden verstek verleend.
4.5.
De gedaagden sub 15, 21, 28, 30 en 31 hebben laten weten met de door verzoekers voorgestelde wijze van verdeling in te stemmen. Gedaagde sub 34 refereert zich aan het oordeel van de rechter.
4.6.
Gedaagde sub 23 heeft zich wel gesteld, maar heeft geen verweer gevoerd. Ook gedaagde sub 16 heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd. Als enige heeft gedaagde sub 32, [gedaagde 32] (hierna: [gedaagde 32]), verweer gevoerd.
4.7.
De door eisers ingestelde vordering betreft de verdeling van de nalatenschap. Op grond van de stellingen van partijen neemt het gerecht als vaststaand aan dat die nalatenschap uitsluitend bestaat uit de woning.
4.8. [
gedaagde 32] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd tegen de door eisers voorgestelde wijze van verdeling.
Erflaatster was de grootmoeder van [gedaagde 32] en heeft tot haar overlijden in de woning gewoond. Het enige kind van erflaatster dat zijn gehele leven in de woning heeft gewoond en daar ook is overleden, was [zoon]. Tijdens zijn huwelijk bewoonde [zoon] de woning met zijn echtgenote, [echtgenote van zoon]. [zoon] en [echtgenote zoon] waren de ouders van [gedaagde 32]. De laatste bewoner van de woning was een (gehandicapte) broer van [gedaagde 32], te weten: [laatste bewoner]. De woning heeft een grote emotionele waarde voor [gedaagde 32] en haar familieleden, die in de woning zijn geboren en er hebben geleefd. Helaas is haar nooit de gelegenheid geboden om de woning over te kopen. Als erfgename van [erflaatster] heeft [gedaagde 32]] vanaf oktober 2011 diverse fiscale dwangschriften ter zake van aanslagen betreffende de woning aan de belastingdienst betaald. Verder voert [gedaagde 32]] aan dat het taxatierapport, waarop de koopprijs van het echtpaar [X] is gebaseerd, al meer dan zes maanden oud is en om die reden niet langer bruikbaar. Bovendien is het rapport opgesteld in opdracht van het echtpaar [X]. [gedaagde 32] concludeert op grond van het bovenstaande:
  • dat zij een eerlijke kans wil krijgen om de woning over te nemen;
  • dat zij, naast haar aandeel als erfgenaam, een vergoeding wil krijgen van de kosten die zij voldaan heeft aan de belastingdienst en aan de advocaat;
  • dat de verkoop wordt gebaseerd op een geldig taxatierapport van niet meer dan zes maanden oud.
4.9.
Het gerecht stelt ten aanzien van het verweer van [gedaagde 32] voorop dat als wijze van verdeling in aanmerking komt dat de woning wordt toebedeeld aan één van de deelgenoten, tegen vergoeding van de overwaarde door die deelgenoot aan de overige deelgenoten. Het gerecht kan zich goed voorstellen dat [gedaagde 32], voor wie de woning een emotionele waarde heeft, wenst dat zij op die wijze de woning kan overnemen van de overige deelgenoten. Nu geen van de andere deelgenoten toedeling van de woning wenst, zijn er op zichzelf ook geen bezwaren tegen een dergelijke wijze van verdeling van de nalatenschap.
4.10. [
gedaagde 32] heeft echter niet gesteld tegen welke waarde zij bereid is om de woning geleverd te krijgen (de waarde in het taxatierapport kan volgens haarzelf kennelijk niet tot uitgangspunt worden genomen) en heeft ook niet gesteld dat zij in staat is om de vergoeding voor de woning aan de nalatenschap te voldoen. Het gerecht zal [gedaagde 32]] niet in de gelegenheid stellen om zich alsnog over deze punten uit te laten. Daartoe geldt het volgende.
4.11.
De nalatenschap is opengevallen in 1948. Hoewel het dus al geruime tijd bekend was dat de woning deel uitmaakt van een onverdeelde nalatenschap en dat er dus een beslissing moet worden genomen over de verdeling van de woning, is door [gedaagde 32] (zoals onbetwist gesteld door eisers) nimmer een concreet aanbod gedaan om de woning tegen vergoeding aan haar toe te delen. De woning is thans onbewoond en uit het taxatierapport blijkt dat zij sterk vervallen is. Op dit moment is het echtpaar [X] bereid om de woning tegen de taxatiewaarde uit 2016 te kopen. Het gerecht acht het in strijd met de belangen van de overige deelgenoten dat een beslissing omtrent de verdeling van de woning wordt uitgesteld om [gedaagde 32] alsnog - terwijl zij al die jaren dat de nalatenschap openlag geen concreet bod daartoe heeft gedaan - een mogelijkheid te bieden om de woning aan haar te laten toedelen, terwijl niet duidelijk is of zij daadwerkelijk in staat is om de waarde van de woning aan de gemeenschap te vergoeden.
4.12.
Het komt het gerecht voor dat verkoop van de woning aan het echtpaar [X] en de verdeling van de netto-opbrengst van de woning onder de deelgenoten (de verdeling conform artikel 3:185 lid 2 onder c BW), zoals gevorderd, een passende wijze van verdeling is.
4.13.
Het gerecht is voorts van oordeel dat bij de verkoop van de woning aan het echtpaar [X] uit kan worden gegaan van de taxatiewaarde van
Afl. 127.650,00 zoals opgenomen in het rapport van [ingenieur]. Zoals van de zijde van eisers terecht is gesteld, blijkt uit het taxatierapport dat het is opgesteld in opdracht van de heer [heer] en dus niet in opdracht van het echtpaar [X]. Overigens, ook al zou de opdracht zijn verstrekt door het echtpaar [X], door [gedaagde 32] zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat Bikker destijds de waarde niet juist heeft bepaald. Verder brengt de enkele omstandigheid dat het rapport thans bijna drie jaar oud is, op zichzelf niet mee dat de in het rapport opgenomen taxatiewaarde geen juiste weergave zou zijn van de waarde op dit moment. [gedaagde 32] heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de in het rapport opgenomen waarde door ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan, niet langer correct is. Bij de verkoop aan het echtpaar [X] kan naar het oordeel van het gerecht dan ook uit worden gegaan van de marktwaarde van Afl. 127.650,00 die in het rapport is bepaald.
4.14.
Het verzoek van [gedaagde 32] dat zij een vergoeding wil krijgen van de kosten die zij aan de belastingdienst heeft betaald, ziet het gerecht als een verzoek ex artikel 3:178 lid 2 BW tot voldoening van de opeisbare schulden. Door eisers is gesteld dat het redelijk is dat [gedaagde 32] deze kosten voor haar rekening neemt, omdat nimmer een gebruikersvergoeding is voldaan voor het gebruik van de woning. Het gerecht begrijpt dat volgens eisers de schuld van de gemeenschap aan [gedaagde 32] wegens door haar betaalde kosten, kan worden voldaan door verrekening met de vordering van de gemeenschap op [gedaagde 32] wegens een door haar verschuldigde gebruikersvergoeding. Hieromtrent overweegt het gerecht als volgt.
4.15.
Ter onderbouwing van haar vordering ter zake van betaalde grondbelasting, heeft [gedaagde 32] verwezen naar door haar overgelegde aanslagen en kwitanties van de belastingdienst. Deze aanslagen zijn gericht aan de erven van [erflaatster]. De aanslagen komen dus ten laste van de nalatenschap. Uit de door [gedaagde 32] overgelegde producties begrijpt het gerecht dat vanaf 2003 aanslagen van Afl. 136,00 per jaar zijn opgelegd. Niet is betwist dat [gedaagde 32] deze aanslagen na 2011 heeft voldaan, zodat de betalingen die [gedaagde 32] aldus aan hoofdsom en eventuele rentes en kosten ten behoeve van de gemeenschap heeft voldaan, aan haar moeten worden vergoed.
4.16. [
gedaagde 32] heeft de grondbelasting voldaan, zo heeft zij gesteld, om te voorkomen dat de overheid de woning in beslag zou nemen en haar gehandicapte broer, [laatste bewoner], op straat zou komen te staan. Uit de stellingen van eisers en van [gedaagde 32] volgt niet dat laatstgenoemde (nadat zij meerderjarig was geworden) de woning (als hoofdbewoonster) heeft gebruikt en dat zij op die grond een gebruiksvergoeding verschuldigd zou zijn aan de (deelgenoten in de) gemeenschap. Verrekening van hetgeen [gedaagde 32] wegens betaalde grondbelasting van de gemeenschap tegoed heeft, kan om die reden niet plaatsvinden. De redelijkheid en billijkheid, waarop door eisers in dit verband nog een beroep is gedaan, leiden niet tot een ander oordeel.
4.17.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:178 lid 2 BW zal het gerecht in het dictum bepalen dat de betalingen die [gedaagde 32]] uit hoofde van de grondbelasting over de periode 2011 tot en met 2018 aan de belastingdienst heeft voldaan, uit de bruto-opbrengst van de woning aan haar moeten worden voldaan, voordat tot verdeling van de netto-opbrengst van de woning kan worden overgegaan. [gedaagde 32] zal daartoe een gespecificeerde en onderbouwde opgave aan de notaris moeten overleggen.
4.18.
De conclusie is dat het gerecht de verdeling van de nalatenschap, bestaande uit de woning, als volgt zal vaststellen. De woning zal (onderhands) worden verkocht aan het echtpaar [X] voor een bedrag van Afl. 127.650,00, waarna de netto-opbrengst onder de deelgenoten zal worden verdeeld naar rato van ieders aandeel in de nalatenschap. Dat betekent dat de vordering, zoals geformuleerd in het petitum onder 1) zal worden toegewezen en dat eisers geen belang hebben bij de in het petitum (feitelijk subsidiair) onder 2) geformuleerde vordering. De in het petitum onder 3), 4) en 5) geformuleerde vorderingen hebben allen de strekking om een reële executie van de verdeling tot stand te brengen bij het uitblijven van de medewerking van gedaagden aan de nakoming van dit vonnis. Omdat nog geen concept-koopovereenkomst tussen eisers en het echtpaar [X] is opgesteld en evenmin een concept-akte van levering in verband met de beoogde overdracht van de woning aan het echtpaar [X], zal het gerecht niet bepalen dat dit vonnis in een deel van die aktes zal treden zoals bedoeld in artikel 3:300 lid 2 BW. De daartoe strekkende vordering in het petitum onder 3) geformuleerd zal om die reden worden afgewezen. Toegewezen zal worden de onder 4) gevorderde benoeming van een onzijdig persoon, die bevoegd zal zijn om bij de verdeling die gedaagden te vertegenwoordigen die weigeren medewerking te verlenen aan de in dit vonnis gelaste wijze van verdeling.
4.19.
Het gerecht zal voorts bepalen dat de kosten van deze procedure ten laste van de nalatenschap komen en uit de bruto-opbrengst van de woning moeten worden voldaan. Die kosten zullen worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 9.499,40 aan explootkosten (36 x Afl. 166,65 en 28 x Afl. 125,00) en op Afl. 5.000,00 aan salaris gemachtigde (2,5 punt van tariefgroep 7). Voorts verstaat het gerecht dat ook de kosten voor de onzijdig persoon uit de bruto-opbrengst van de woning zullen worden voldaan.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
in de hoofdzaak
5.2.
gelast de verdeling van de nalatenschap van [erflaatster], overleden te Aruba op 16 juni 1948 en bepaalt dat die verdeling zal geschieden door verkoop en levering van de woning gelegen aan het adres [adres 1] te Aruba (kadastraal bekend [kadastraal 1] en [kadastraal 2]) aan het echtpaar [X] voor een bedrag van Afl. 127.650,00, waarna de netto-opbrengst onder de deelgenoten zal worden verdeeld naar rato van ieders aandeel in de nalatenschap;
5.3.
veroordeelt gedaagden om op een door de notaris te bepalen dag en tijdstip, met inachtneming van een oproepingstermijn van minimaal een week te verschijnen voor de notaris en om mee te werken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van (ieders aandeel in) de woning gelegen te [adres 1] te Aruba (kadastraal bekend [kadastraal 1] en [kadastraal 2]) aan het echtpaar [X] voor een koopprijs van Afl. 127.650,00 vrij en onbelast en overigens op de gebruikelijke overeengekomen bedingen;
5.4.
benoemt tot onzijdig persoon [naam onzijdig persoon], voormalig deurwaarder te Aruba, die de gedaagden zal vertegenwoordigen die weigeren om medewerking te verlenen aan de hiervoor onder 5.3. uitgesproken veroordeling tot verkoop en levering van de woning;
5.5.
bepaalt dat de betalingen die [gedaagde 32] uit hoofde van de grondbelasting over de periode 2011 tot en met 2018 ter zake van de woning aan de belastingdienst heeft voldaan, uit de bruto-opbrengst van de woning aan haar moeten worden voldaan, voordat tot verdeling van de netto-opbrengst van de woning kan worden overgegaan;
5.6.
bepaalt dat de kosten van deze procedure ten laste van de nalatenschap uit de verkoopopbrengst dienen te worden voldaan, alvorens de netto-opbrengt onder de deelgenoten zal worden verdeeld, welke kosten worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 9.499,40 aan explootkosten en op Afl. 5.000,00 aan salaris gemachtigde;
5.7.
verstaat dat de kosten van de onzijdig persoon uit de bruto-opbrengst van de woning worden voldaan;
5.8.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.