In deze zaak, die op 3 april 2019 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 7 november 2018. In dat vonnis was de opposant, wonende in Curaçao, verboden om zich binnen een straal van vijftig meter van de woning en werkplek van de geopposeerde, wonende in Aruba, te bevinden. Dit verbod was opgelegd op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de opposant in de proceskosten. De geopposeerde was gemachtigd om de opposant te laten verwijderen bij overtreding van het straatverbod.
De opposant heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis en vordert in verzet dat hij als goed opposant wordt verklaard en dat hij wordt ontheven van de veroordelingen in het verstekvonnis. Daarnaast verzoekt hij om de goederen tussen partijen te verdelen. De geopposeerde voert verweer en stelt dat zij de juridische eigenaar is van de woning, en dat het straatverbod gerechtvaardigd is vanwege de dreiging van geweld van de opposant.
De rechter oordeelt dat de opposant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht heeft op de woning en dat er voldoende bewijs is van een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door de opposant. Het verzet wordt ongegrond verklaard en het verstekvonnis wordt bekrachtigd. De opposant wordt veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.