ECLI:NL:OGEAA:2019:219

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
AUA201600682
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over vermeerdering van eis en bewijslevering in een zaak betreffende diefstal van afgewerkte spijsolie

In deze civiele procedure, aangespannen door de Stichting Aruba Waste Cooking Oil Foundation (AWCOF) tegen twee gedaagden, is het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 april 2019 tot een vonnis gekomen. AWCOF, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. de Bie, heeft gedaagden, die beiden in Aruba wonen en vertegenwoordigd worden door advocaat mr. R. Marchena, aangeklaagd voor de vermeerdering van eis en het teruggeven van een container met afgewerkte spijsolie. De zaak draait om de vraag of AWCOF recht heeft op de olie die door gedaagde 1, een ex-medewerker van AWCOF, is vervoerd en of gedaagde 2, de voormalig penningmeester van AWCOF, betrokken is bij de diefstal van deze olie.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat AWCOF voldoende gelegenheid heeft gegeven aan de gedaagden om te reageren op de vermeerdering van eis en heeft het bezwaar van de gedaagden ongegrond verklaard. AWCOF heeft verzocht om gedaagden te veroordelen tot het teruggeven van de olie en betaling van een bedrag van Afl. 45.618,84. Gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat AWCOF niet voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde 2 betrokken was bij de diefstal van de olie. De vorderingen van AWCOF tegen gedaagde 2 zijn afgewezen, terwijl de vorderingen tegen gedaagde 1 verder onderzocht zullen worden. AWCOF is in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen om haar claims te onderbouwen. De zaak is verwezen naar een terechtzitting op 10 mei 2019 voor bewijslevering.

Uitspraak

Vonnis van 10 april 2019 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA201600682
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de stichting
STICHTING ARUBA WASTE COOKING OIL FOUNDATION,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: AWCOF,
gemachtigde: de advocaat mr. A. de Bie,
tegen:

1.[gedaagde 1],

hierna ook te noemen: [gedaagde 1] ,
en:

2.[gedaagde 2],

hierna ook te noemen: [gedaagde 2] ,
beiden wonende in Aruba,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] en die van [gedaagde 2] ;
-de conclusie van repliek tevens houdende een akte vermeerdering van eis, met producties;
-de conclusie van dupliek van [gedaagde 1] en die van [gedaagde 2] , met producties,
-de door AWCOF genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.HET VERZOEK TOT VERMEERDERING VAN EIS

[gedaagden] hebben bezwaar gemaakt tegen de door AWCOF verzochte vermeerdering van eis. Dat bezwaar verklaart het Gerecht ongegrond. [gedaagden] hebben ampel gelegenheid gehad om op de vermeerderde eis en de daaraan ten gronde gelegde stellingen te reageren. Niet valt daarom in te zien dat [gedaagden] door toelating van de eisvermeerdering worden geschaad in hun verdedigingsbelangen, en evenmin valt in te zien dat de procedure daardoor enige vertraging oploopt. Van strijd met de goede procesorde is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
AWCOF verzoekt - na toegelaten vermeerdering van eis - dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagden] veroordeelt om de inhoud van de container terug te geven aan AWCOF;
b. [gedaagden] veroordeelt om aan AWCOF te betalen Afl. 45.618,84, althans enig ander door het Gerecht te bepalen bedrag;
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten van AWCOF, waaronder begrepen die van het beslag inclusief bewaarkosten van voormelde inhoud;
3.2 [
gedaagden] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het door AWCOF verzochte, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de negende dag na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden staat in elk geval het volgende vast tussen partijen.
4.1.1
Zowel AWCOF als [gedaagde 1] houden zich bedrijfsmatig bezig met het vergaren van afgewerkte spijsolie (hierna: de olie) bij onder meer hotels en restaurants in Aruba, welke olie een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt en naar het buitenland wordt verscheept.
4.1.2 [
gedaagde 1] is een ex medewerker van AWCOF en [gedaagde 2] is de voormalig penningmeester van AWCOF.
4.1.3
Op 3 oktober 2016 heeft [voorzitter] als voorzitter van AWCOF aangifte gedaan van diefstal van olie vanuit het opslagterrein van AWCOF.
4.1.4 [
gedaagde 1] heeft de bij partijen genoegzaam bekende [naam X] (hierna: [naam X] ) op 6 oktober 2016 ten behoeve van [gedaagde 1] olie laten vervoeren vanuit de opslagplaats van AWCOF naar de eigen opslagplaats van [gedaagde 1] . Die lading olie is door de politie onderschept, en vervolgens geretourneerd naar de opslagplaats van AWCOF.
4.1.5 [
naam X] heeft op 6 oktober 2016 ten overstaan van de politie verklaard dat naast het hiervoor vermelde transport hij al drie eerdere transporten olie in opdracht van en voor [gedaagde 1] had vervoerd van de opslagplaats van AWCOF naar de eigen opslagplaats van [gedaagde 1] , en dat [gedaagde 1] voor ieder transport US$ 100,-- aan [naam X] heeft betaald.
4.1.6 [
gedaagde 1] heeft rond eind oktober 2016 een container met een inhoud van 24.000 liter olie naar de haven gebracht ter verscheping naar het buitenland. Na daartoe verkregen rechterlijk verlof heeft AWCOF op 7 november 2016 revindicatoir beslag gelegd op die olie. De gemiddelde prijs van 24.000 liter olie is Afl. 22.807,42.
4.2
De stelling van AWCOF dat [gedaagde 2] olie van haar heeft gestolen of op andere onrechtmatige wijze van haar heeft ontvreemd mist voldoende feitelijke grondslag, en wordt daarop gepasseerd. Gesteld noch is gebleken met name op welke wijze [gedaagde 2] betrokken zou zijn geweest bij de beweerdelijke diefstal of onrechtmatige ontvreemding anderszins van aan AWCOF toebehorende olie. Uit het enkele op de hoogte zijn van die beweerdelijke diefstal of onrechtmatige ontvreemding anderszins volgt nog geen betrokkenheid daarbij.
4.3
Vorenstaande brengt mee dat bij eindvonnis de vorderingen van AWCOF voor zover gericht tegen [gedaagde 2] zullen worden afgewezen, en dat AWCOF zal worden verwezen in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde 2] . Die kosten worden begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).
4.4
Wat betreft de tegen [gedaagde 1] gerichte vorderingen wordt het volgende overwogen.
4.5
AWCOF stelt dat de 24.000 liter olie waarop zij op 7 november 2016 revindicatoir beslag heeft laten leggen aan haar in eigendom toebehoort. Die stelling heeft [gedaagde 1] gemotiveerd bestreden, en staat daarom niet vast. Nu zij dat heeft aangeboden zal AWCOF in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen dat de 24.000 liter olie waarop zij op 7 november 2016 revindicatoir beslag heeft laten leggen aan haar in eigendom toebehoort. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting. AWCOF dient uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan [gedaagde 1] .
4.6
AWCOF stelt verder (al dan niet impliciet) dat [gedaagde 1] naast voormelde 24.000 liter olie ook nog twee maal 24.000 liter (aldus in totaal 48.000 liter) olie van haar heeft doen stelen door [naam X] of op andere onrechtmatige wijze van haar heeft doen ontvreemden door [naam X] . Ook die stelling heeft [gedaagde 1] gemotiveerd betwist, en staat daarom evenmin vast. AWCOF zal tevens in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen die hier besproken stelling te bewijzen. De zaak zal daartoe eveneens worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting onder voormelde verplichting ter zake van personalia.
4.7
In afwachting van bewijslevering en de daarna door partijen te nemen conclusies na bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt AWCOF in de gelegenheid om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge rechtsoverweging 4.5 en 4.6 dient te bewijzen;
-verwijst de zaak daartoe naar de terechtzitting van
vrijdag 10 mei 2019 om 09:00 uur, tijdens welke zitting maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord;
-bepaalt dat AWCOF uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar moet maken aan het Gerecht en aan [gedaagde 1] ;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.