ECLI:NL:OGEAA:2019:22

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
AUA201802220
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een voogd over een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een voogd over een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de moeder van de minderjarige, die in Nederland woont, en betreft de benoeming van een voorgestelde voogd. De minderjarige is geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader, die de minderjarige heeft erkend en inmiddels is overleden. De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit, terwijl de minderjarige momenteel met toestemming van de moeder in Aruba woont bij de voorgestelde voogd.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 juli 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 november 2018 waren de moeder, de voorgestelde voogd en de minderjarige aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de Voogdijraad. De rechter heeft de feiten en de argumenten van de moeder en de voorgestelde voogd in overweging genomen. De moeder stelde dat haar verblijf in Nederland het moeilijk maakte om het gezag over de minderjarige uit te oefenen, wat de benoeming van een voogd rechtvaardigde.

De rechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een gezagsvacuüm. De moeder heeft contact met de voorgestelde voogd en kan via verschillende communicatiemiddelen overleg voeren over gezagsbeslissingen. De rechter concludeerde dat het verzoek tot benoeming van een voogd op basis van de wet niet kon worden toegewezen, omdat het gezag bij de moeder berust. De rechter heeft het verzoek dan ook afgewezen, met de overweging dat de wet het uitgangspunt hanteert dat het gezag bij de ouder(s) ligt, en dat de feitelijke verzorging door de voorgestelde voogd niet voldoende is om van dit uitgangspunt af te wijken.

Uitspraak

Beschikking van 15 januari 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201802220
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[naam moeder],
wonende in Nederland,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de heer G.A. Martha.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige],de minderjarige,
[naam voorgestelde voogd], de voorgestelde voogd.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 24 juli 2018,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 13 november 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder, de voorgestelde voogd en de minderjarige in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig de heer M. Loefstop.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige voornoemd is op [geboortedatum] in Aruba geboren, uit de relatie tussen de moeder en de vader [naam vader]. De vader heeft de minderjarige erkend. De vader is op [datum overlijden] in Aruba overleden.
2.2
De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit. De moeder woont in Nederland. De minderjarige woont thans met toestemming van de moeder in Aruba bij [naam voorgestelde voogd] (hierna: [voorgestelde voogd]).

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het benoemen van [voorgestelde voogd] als voogd over de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

4.1
Artikel 1:295 Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) bepaalt dat de rechter in eerste aanleg een voogd benoemt over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien. In casu oefent de moeder alleen het ouderlijk gezag over de minderjarige uit. Er is aldus voorzien in het gezag over de minderjarige, zodat het verzoek ex artikel 1:299 BW tot het benoemen van een voogd dient te worden afgewezen.
4.2
Ingevolge artikel 1:253r BW, in samenhang met het bepaalde in artikel 1:253q BW, kan de rechter indien een ouder, al dan niet tijdelijk, in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, een voogd benoemen. Als reden voor het verzoek tot benoeming van [voorgestelde voogd] tot voogd is aangevoerd dat de moeder in Nederland woont en daardoor bemoeilijkt wordt het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Daarmee is echter niet aannemelijk geworden dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen. [voorgestelde voogd] heeft contact met de moeder en in beginsel kan telefonisch en/of via andere communicatiemiddelen overleg met de moeder aangaande te nemen gezagsbeslissingen over de minderjarige gevoerd worden. Dat de moeder in de toekomst niet of moeilijk bereikbaar zal zijn is gesteld noch gebleken. Er is dus geen sprake van een gezagsvacuüm. Dat [voorgestelde voogd] feitelijk de verzorging en opvoeding op zich heeft genomen, legitimeert niet dat wordt afgestapt van het - ook in de wet verankerde - uitgangspunt dat het gezag bij (een van) de ouder(s) berust. Het verzoek zal worden afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 15 januari 2019 door de rechter mr. E.M.D. Angela in tegenwoordigheid van de griffier.