ECLI:NL:OGEAA:2019:234

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
AUA201900388
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende ontruiming van onroerend goed in Aruba

In deze zaak, die op 17 april 2019 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers, beiden wonende in het Verenigd Koninkrijk, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die in Aruba woont. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. G. de Hoogd, vorderden ontruiming van een woning en appartementen die zij in eigendom hebben. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, heeft verweer gevoerd tegen deze vordering.

De procedure begon met een verzoekschrift en een mondelinge behandeling die op 11 maart 2019 plaatsvond. Tijdens deze zitting gaven partijen aan in onderhandeling te zijn, maar deze onderhandelingen hebben niet geleid tot een regeling. De zaak werd vervolgens opnieuw behandeld op 28 maart 2019, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht aan de rechter.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde de woning huurde op basis van een mondelinge huurovereenkomst, maar dat de eisers de huurovereenkomst rechtsgeldig hebben opgezegd. De Huurcommissie had hen toestemming gegeven om de huurovereenkomst op te zeggen, en de gedaagde heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing. Hierdoor heeft de opzegging rechtskracht verkregen.

Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef en dat de vorderingen van de eisers moesten worden toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisers. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 17 april 2019
Behorend bij K.G. AUA201900388
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[EISER 1],

en:

2.[EISER 2],

beiden wonende in het Verenigd Koninkrijk,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit
-het verzoekschrift met producties;
-de nadere beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal worden gehouden op de terechtzitting van maandag 11 maart 2019 om 10:00 uur.
1.2
Bij aanvang van die terechtzitting hebben partijen verklaard dat zij in onderhandeling zijn getreden teneinde het geschil in der minne te regelen. Partijen hebben in dat verband aanhouding van de zaak verzocht. De rechter heeft daarop de behandeling van de zaak geschorst en de zaak verwezen naar de eerst volgende parkeerrol onder de mededeling dat de meest gerede partij - zo gewenst - kan verzoeken de zaak weer op de gewone rol te plaatsten voor dag- en tijdbepaling voortzetting mondelinge behandeling.
1.3
Bij schrijven van 19 maart 2019 heeft de gemachtigde van [eisers] te kennen gegeven dat partijen geen regeling hebben bereikt en heeft hij dag- en tijdbepaling voortzetting mondelinge behandeling van de zaak verzocht. Voortzetting van die behandeling is vervolgens onder peremptoirstelling (P-1) bepaald op donderdag 28 maart 2019 om 14:30 uur.
1.4
Eiser sub 1 is in persoon samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen en eiseres sub 2 is verschenen bij haar gemachtigde. [gedaagde] is met zijn gemachtigde ter zitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.5
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
[eisers] hebben gesteld en gevorderd zoals omschreven in hun verzoekschrift.
2.2 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eisers] bij de door hen verzochte ontruiming ligt besloten in de aard van dat verzoek en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.2
Het Gerecht gaat er met [gedaagde] vanuit dat hij de aan [eisers] in eigendom toebehorende in Aruba te [adres] gelegen woning en appartementen (hierna: het onroerend goed) heeft gehuurd krachtens een tussen partijen gesloten mondelinge huuroverkomst tegen betaling van een maandelijkse huur van US$ 1.000,-- (hierna: de huurovereenkomst).
3.3
Vast staat in deze procedure dat de Huurcommissie bij beschikking van 29 november 2018 [eisers] toestemming heeft gegeven tot opzegging van de huurovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van één maand (hierna: de beschikking). [gedaagde] heeft geen beroep ingesteld bij dit Gerecht tegen de beschikking. De beschikking heeft daardoor formele rechtskracht verkregen.
3.4
Vast staat verder dat [eisers] bij een aan [gedaagde] op 31 december 2018 betekend deurwaardersexploot de huurovereenkomst hebben opgezegd tegen 31 januari 2019. Naar het oordeel van het Gerecht betreft dit een rechtsgeldige opzegging, met als gevolg dat White vanaf 1 februari 2019 zonder recht of titel in het onroerend goed verblijft. Dat brengt mee dat de vorderingen van [eisers] zullen worden toegewezen als na te melden, nu in een mogelijke bodemprocedure een zelfde oordeel valt te verwachten.
3.5
De door [eisers] verzochte machtiging om bij gebreke van ontruiming die zelf op kosten van [gedaagde] te bewerkstelligen (desnoods met behulp van politie en justitie) zal niet worden gegeven nu gedwongen ontruiming het exclusieve terrein van de deurwaarder is.
3.6
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, nu het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet zijdens [gedaagde] bij afwijzing van het door [eisers] verzochte ten opzichte van de belangen van [eisers] bij toewijzing daarvan.
3.7 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eisers], tot aan deze uitspraak begroot op (750,- + 242,55 =) Afl. 992,55 aan verschotten (griffiegeld en kosten van oproeping) en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt [gedaagde] om binnen vier (4) weken na de betekening van dit vonnis aan [gedaagde] de aan [eisers] in eigendom toebehorende in Aruba te [adres] gelegen woning en appartementen en het perceel waarop die woning en appartementen zijn gebouwd te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin of daarop van zijnentwege bevindende personen en goederen en met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eisers];
-bepaalt dat indien [gedaagde] voormeld bevel niet of niet naar behoren opvolgt de door [eisers] betaalde kosten van gedwongen door de deurwaarder uit te voeren ontruiming dient te vergoeden aan [eisers];
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eisers], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 992,55 aan verschotten (griffiegeld en kosten van oproeping) en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.