ECLI:NL:OGEAA:2019:238

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
AUA201900871
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van vervangende auto in kort geding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap NAGICO N.V. (hierna: Nagico) een kort geding aangespannen tegen een eiseres, die in persoon procedeerde. De procedure vond plaats op 24 april 2019, waarbij Nagico werd vertegenwoordigd door haar advocaten, mrs. A.F. Kuster en E.A. Th. Kuster. De eiseres had een vordering ingediend tot afgifte van een vervangende auto die Nagico aan haar had verstrekt na een verkeersongeval op 8 januari 2019. Nagico, als verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval, had de schadeaansprakelijkheid erkend en een vervangende auto ter beschikking gesteld aan de eiseres. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de eiseres de vervangende auto niet wilde teruggeven, maar later verklaarde zij bereid te zijn om de auto terug te geven aan Nagico. Het Gerecht oordeelde dat er geen geschil meer bestond over de afgifte van de auto en heeft de vordering van Nagico toegewezen. Tevens werd de eiseres veroordeeld in de proceskosten van Nagico, die in totaal op Afl. 2.750,-- aan salaris voor de gemachtigde en Afl. 1.369,16 aan verschotten werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders door Nagico verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 24 april 2019
Behorend bij K.G. no. AUA201900871
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NAGICO N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Nagico,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.F. Kuster en E.A. Th. Kuster,
tegen:
[eiseres],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
-de beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal plaatsvinden ter terechtzitting van donderdag 4 april 2019.
1.2
Nagico is ter zitting verschenen in bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [naam werknemer 1] en mw. [naam werknemer 2] (beiden werkzaam op de afdeling claims van Nagico). [eiseres] is verschenen in persoon. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, die van Nagico voorzien van toegelaten nadere producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Eerst op de dag van de zitting heeft [eiseres] producties ten behoeve van de behandeling van de zaak ter griffie ingediend of in laten dienen. Het tegen die producties opgeworpen bezwaar van Nagico heeft het Gerecht aanstonds gegrond verklaard, omdat die in strijd met artikel 57 van het Procesreglement niet uiterlijk de dag voor de zitting om 14:00 uur ter griffie zijn ingediend met gelijktijdig afschrift daarvan aan Nagico. Bedoelde producties worden daarom niet toegelaten tot deze procedure, en blijven buiten beschouwing.
1.4
Ter zitting (toen [eiseres] voor antwoord het woord voerde) is gebleken dat [eiseres] in haar pleitnota (die door [eiseres] ten onrechte wordt betiteld als “
verweerschrift”) een reconventionele eis heeft geformuleerd. Die eis en de grondslagen daarvan hadden ingevolge artikel 58 juncto 57 van het Procesreglement eveneens uiterlijk de dag voor de zitting om 14:00 uur ter griffie ingediend moeten zijn met gelijktijdig afschrift daarvan aan Nagico. Bedoelde reconventionele eis wordt daarom, als zijnde ingediend in strijd met voormelde artikelen van het Procesreglement dus, niet toegelaten.
1.5
Ter zitting (toen [eiseres] voor antwoord het woord voerde) is voorts gebleken dat [eiseres] op pagina 2 van haar pleitnota te kennen heeft gegeven of heeft verzocht dat Massimo Consultant & Financial Services N.V. (hierna: Massimo) zich wenst te voegen in de onderhavige procedure. [eiseres] is ter zake van dat incidentele verzoek, nadat Nagico daartegen bezwaar had gemaakt, aanstonds niet-ontvankelijk verklaard althans is dat verzoek aanstonds afgewezen. Allereerst heeft te gelden dat [eiseres] niet zonder daartoe verkregen schriftelijke bijzondere volmacht van Massimo - die niet door [eiseres] is overgelegd - namens of voor Massimo om voeging kan verzoeken, en al helemaal niet tussen neus en lippen door tijdens het voeren van het woord voor antwoord. Daar komt bij dat in het algemeen geldt (dus ook voor Massimo) dat ingevolge artikel 58 juncto 57 van het Procesreglement een incidentele vordering tot voeging of tussenkomst in kort geding aanhangig moet worden gemaakt bij akte of conclusie, onder betaling van griffierechten in te dienen ter griffie uiterlijk de dag voor de zitting om 14:00 uur met gelijktijdig afschrift daarvan aan de wederpartij(en).
1.6
Nagico heeft ter zitting haar eis verminderd, in die zin dat zij niet langer oplegging van dwangsommen aan [eiseres] en de vrije toegang tot de ruimte waar de litigieuze auto zich bevindt vordert.
1.7
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Nagico vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [eiseres] beveelt tot afgifte aan Nagico van de aan Nagico in eigendom toebehorende auto en die onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van Nagico;
b. te dezen enige ander juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
c. [eiseres] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
eiseres] voert verweer en concludeert in haar pleitnota dat Nagico niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit kan volgen dat Nagico niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [eiseres] wordt daarom verworpen.
3.2
Het spoedeisend belang van Nagico bij haar vordering ligt besloten in de aard van die vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.3
Vast staat in dit geschil het volgende. [eiseres] was op 8 januari 2019 betrokken bij een verkeersongeval als gevolg waarvan haar auto (een [auto merk] met als bouwjaar 2011) zwaar beschadigd is geraakt. Nagico is de verzekeraar van de veroorzaker van dat ongeval, en heeft de schadeaansprakelijkheid jegens [eiseres] van die veroorzaker direct erkend. In het licht daarvan heeft Nagico op 11 januari 2019 op tijdelijke basis een aan haar in eigendom toebehorende vervangende auto van het merk [auto merk] ter beschikking gesteld aan [eiseres] (hierna: de vervangende auto). Nagico heeft [eiseres] een bedrag aangeboden ter finale afhandeling of vergoeding van haar schade. [eiseres] aanvaardt dat volgens haar te lage aanbod niet.
3.4
In het licht van vorenstaande stelt [eiseres] onder 38. van haar pleitnota dat zij de vervangende auto van Nagico heeft gekregen “
om deze te kunnen gebruiken totdat Nagico haar auto vervangen heeft met een nieuwe of totdat er een eerlijk bedrag aan haar geboden is om haar auto te kunnen vervangen, met andere woorden totdat zij schadeloos wordt gesteld.”. Die door Nagico bestreden stelling mist naar het oordeel van het Gerecht niet alleen voldoende grondslag omdat gesteld noch is gebleken met name dat partijen dat door [eiseres] gestelde zijn overeengekomen, maar is bovendien achterhaald door de verklaring van [eiseres] ter zitting dat de vervangende auto wat haar betreft terug kan naar Nagico en dat zij bereid is om die auto terug te geven aan Nagico.
3.5
Voormelde ongeclausuleerde verklaring van [eiseres] brengt mee dat er wat de onderhavige kwestie betreft niet langer geschil bestaat tussen partijen, en dat de hiervoor onder a. vermelde vordering van Nagico zal worden toegewezen.
3.6 [
eiseres] zal evenwel worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Nagico. Uit de pleitnota van [eiseres] volgt immers dat ze tot op zitting niet bereid was om de vervangende auto terug te geven aan Nagico. In die pleitnota concludeert [eiseres] immers tot afwijzing van de door Nagico gevorderde afgifte van de vervangende auto. Niet gezegd kan worden in dat licht dat Nagico deze procedure nodeloos heeft ingesteld. De proceskosten van Nagico, waaronder begrepen die van het bij partijen genoegzaam bekende in opdracht van Nagico op 26 maart 2019 ten laste van [eiseres] gelegde conservatoire beslag tot afgifte, worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.750,-- aan salaris voor de gemachtigde (Afl. 1.500,-- voor dit kort geding en Afl. 1.250,-- voor het redigeren en indienen van het beslagrekest (1 punt van tarief 5)) en (450,-- + 228,21 + 490,95 + 200,-- =) Afl. 1.369,16 aan verschotten (respectievelijk griffiegeld, oproepingskosten, kosten voor het beslagexploot en 1 maand bewaarloon).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt [eiseres] tot afgifte aan Nagico van de vervangende auto en die onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van Nagico;
-veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Nagico, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.750,-- aan salaris voor de gemachtigde en Afl. 1.369,16 aan verschotten;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door Nagico verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 april 2019.