ECLI:NL:OGEAA:2019:242

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
649 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Arubaanse strafzaak wegens onvoldoende bewijs van ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte vrijgesproken van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter en een ander minderjarig meisje. De zaak werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarbij de verdachte op 29 maart 2019 ter terechtzitting verscheen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara. De officier van justitie, mr. T. Akkerman, eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van seksueel misbruik van twee minderjarige meisjes, waarbij de verklaringen van de slachtoffers cruciaal waren. Het Gerecht stelde vast dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaringen van de slachtoffers, wat leidde tot de conclusie dat de beschuldigingen niet bewezen konden worden. De rechter benadrukte dat in zedenzaken vaak alleen de verklaringen van de slachtoffers en de ontkennende verklaring van de verdachte aanwezig zijn, wat het bewijs moeilijk maakt.

De verklaringen van de slachtoffers werden niet voldoende ondersteund door ander bewijs, waardoor het Gerecht oordeelde dat er geen wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechter sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 april 2019, in aanwezigheid van de griffier, en onderstreept de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zedenzaken waar de verklaringen van slachtoffers vaak alleen staan.

Uitspraak

Parketnummer: P-2018/09471
Zaaknummer: 649 van 2018
Uitspraak: 18 april 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. T. Akkerman heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig (48) maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2011 tot en met 15 mei 2013 in Aruba,
met [slachtoffer 1], geboren op 16 mei 2005,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gestoken en/of met zijn vinger tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gezeten en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] betast/gestreeld/gemasseerd;
indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2011 tot en met 15 mei 2013 in Aruba,
met [slachtoffer 1], geboren op 16 mei 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal brengen/duwen/steken van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het met zijn, verdachtes, vinger(s) zitten tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of het betasten/strelen/masseren van de schaamstreek van die [slachtoffer 1].
2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2010 tot en met 25 april 2015 in Aruba,
met [slachtoffer 2], geboren op 26 april 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal betasten/strelen/masseren van de vagina en de borsten van die [slachtoffer 2] en/of het laten aanraken en/of vasthouden en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Beoordelingskader
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van het veronderstelde slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs voor handen is, omdat bij de ten laste gelegde handelingen alleen de verdachte en het veronderstelde slachtoffer aanwezig zijn geweest. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechter ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van het veronderstelde slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat op grond van artikel 385 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering de rechter het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan (dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan) niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In het dossier moet dus ander bewijsmateriaal zitten dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer op specifieke punten ondersteunt. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen “de auditu” ofwel van horen zeggen verklaren over wat zij van het veronderstelde slachtoffer hebben gehoord. De bron van deze verklaringen blijft immers steeds het veronderstelde slachtoffer. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld.
Beoordeling
Het Gerecht moet beoordelen of aan dit bewijsminimum is voldaan.
Feit 1
Op 14 april 2018 heeft de moeder van [slachtoffer 1](hierna: [slachtoffer 1]) aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter door de verdachte, nadat zij door een medewerker van de kerk (bedoeld wordt de getuige [getuige 1]) werd gebeld met de mededeling dat [slachtoffer 1] problemen had gehad bij het spelen in een toneelstuk. Deze medewerker vertelde haar dat [slachtoffer 1] begon te huilen toen zij haar rol over een meisje die haar identiteit moest definiëren niet goed kon doen, dat zij haar toen naar de reden had gevraagd en dat [slachtoffer 1] haar had verteld dat de echtgenoot van haar tante (bedoeld wordt de verdachte) haar seksueel heeft misbruikt vanaf toen zij klein was.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte toen zij 6 jaar oud was elke avond thuis op bezoek kwam om met haar broer in zijn slaapkamer playstation te spelen. Iedereen kon de slaapkamer binnen gaan. Wanneer zij met de verdachte en haar broer alleen in de slaapkamer waren, vroeg de verdachte haar om tussen zijn benen te gaan zitten. Vervolgens deed de verdachte zijn hand onder haar slipje en betastte/streelde aan de bovenkant en in haar vagina terwijl hij een kussen op haar schoot deed zodat niemand kon zien wat hij aan het doen was tijdens het spelen van de playstation. Hij deed dat elke keer dat hij playstation kwam spelen tot haar 8e jaar. Toen hij stopte zat zij in de tweede of derde klas.
Het Gerecht ziet geen aanwijzingen die maken dat aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] moet worden getwijfeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad naar het huis van [slachtoffer 1] ging om in de slaapkamer playstation te spelen met haar broer, maar dat hij [slachtoffer 1] nooit bij haar vagina heeft aangeraakt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan in het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] worden gevonden.
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt in zoverre ondersteund door ander bewijs dat getuigen verklaren dat i) de verdachte in de betreffende periode bij [slachtoffer 1] thuis in een slaapkamer playstation heeft gespeeld met de broer van [slachtoffer 1] en dat ii) [slachtoffer 1] in die tijd in die slaapkamer is geweest gedurende de tijd dat de verdachte en de broer playstation aan het spelen waren.
Deze verklaringen zien weliswaar op de context waarbinnen de seksuele handelingen volgens [slachtoffer 1] zouden hebben plaatsgehad, maar bieden onvoldoende concrete steun voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen. Ook de emoties van [slachtoffer 1] die de getuige [getuige 1] heeft waargenomen toen [slachtoffer 1] haar over het seksueel misbruik vertelde, bieden deze steun niet. Zij onderstrepen wel de geloofwaardigheid van [slachtoffer 1], maar zij houden als steunbewijs voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen onvoldoende verband met die handelingen als zodanig. Voorts kan hetgeen de moeder en de getuige [getuige 1] hebben verklaard over hetgeen [slachtoffer 1] hen heeft verteld over het tenlastegelegde niet het vereiste steunbewijs opleveren, omdat de bron van hun verklaringen dezelfde is als de verklaring die ondersteuning behoeft, namelijk [slachtoffer 1] zelf.
Tot slot kunnen de voornoemde verklaringen naar het oordeel van het Gerecht ook in onderling samenhang niet in voldoende mate steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer 1].
Omdat er geen sprake is van voldoende wettig bewijs moet de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2
Op 19 april 2018 heeft de moeder van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) aangifte gedaan tegen de verdachte (vader van [slachtoffer 2]) voor het plegen van ontuchtige handelingen met haar dochter. Dit nadat zij op school werd uitgenodigd voor een gesprek met de counselor in aanwezigheid van haar dochter. Tijdens dit gesprek vertelde [slachtoffer 2] aan haar moeder voor het eerst dat zij door haar vader seksueel werd betast. [slachtoffer 2] begon in de derde klas na school naar haar vader te gaan, aldus de moeder.
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat toen zij klein was, zij bij haar vader thuis door hem aan haar vagina werd betast. Zij verklaart dat wanneer zij op bezoek ging bij haar vader en televisie zat te kijken in zijn slaapkamer, de verdachte naast haar op bed ging liggen en haar aanraakte. Tevens verklaart zij dat haar vader haar de auto liet besturen en hij dan haar geslachtsdeel betastte. Ook moest zij een keer bij de vuurtoren zijn geslachtsdeel vasthouden en hield hij haar geslachtsdeel vast. Na haar 13de jaar heeft hij haar niet meer aangeraakt, aldus [slachtoffer 2].
Het Gerecht ziet geen aanwijzingen die maken dat aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] moet worden getwijfeld.
Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en verklaard dat hij [slachtoffer 2] vanaf de geboorte niet mocht zien. Hij woonde op dat moment niet meer met de moeder. De moeder wilde geen omgangsregeling vaststellen en hij heeft [slachtoffer 2] pas toen zij 14 of 15 jaar was twee of drie keer gezien. De keren dat zij bij hem thuis was gekomen, was zijn voormalige echtgenote ook thuis. Hij heeft haar nooit bij de vuurtoren gebracht en zijn auto laten besturen. Ook heeft hij nooit haar vagina betast, aldus de verdachte.
Naar het oordeel van het Gerecht kan in het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] worden gevonden.
De moeder van [slachtoffer 2], de councelor en de psycholoog van de Stichting Katholieke Onderwijs Aruba (SKOA) verklaren voor wat betreft de ontucht wat zij van [slachtoffer 2] hebben gehoord. De bron van informatie is dus steeds [slachtoffer 2] zelf geweest. Er is geen sprake van eigen waarneming door andere getuigen. Voor zover de moeder verklaart over de momenten waarop en de omstandigheden waaronder er contact was tussen [slachtoffer 2] en de verdachte, ondersteunt die verklaring de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende op specifieke voor de beschuldiging relevante punten. Ook de emoties van [slachtoffer 2] die de moeder, de councelor en de psycholoog hebben waargenomen toen [slachtoffer 2] hen over het seksueel misbruik vertelde, bieden deze steun niet. Zij onderstrepen wel de geloofwaardigheid van [slachtoffer 2], maar zij houden als steunbewijs voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen onvoldoende verband met die handelingen als zodanig.
Nu voldoende wettig bewijs ontbreekt moet de verdachte ook ten aanzien van dit feit worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 18 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Arubaanse strafzaak: Verdachte vrijgesproken van het plegen van ontuchtige handelingen met haar dochter en met een ander minderjarige meisje. Onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van slachtoffers.