ECLI:NL:OGEAA:2019:245

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
2378 van 2017/AUA201703093
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 30 april 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De verzoekers, de vader en grootouders van de minderjarige, hebben verzocht om ontzetting van de moeder van het ouderlijk gezag en wijziging van het gezag, zodat de vader alleen of gezamenlijk met de moeder het gezag zou uitoefenen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft zich verzet tegen deze verzoeken.

De procedure is gestart met een eerdere beschikking van 13 februari 2018, waarin de Voogdijraad werd verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de moeder. De Voogdijraad heeft op 19 juni 2018 een rapport ingediend, waaruit blijkt dat er geen gronden zijn voor ontzetting van de moeder van het ouderlijk gezag. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen misbruik van gezag of grove verwaarlozing is aangetoond, en heeft het verzoek tot ontzetting afgewezen.

Wat betreft de wijziging van het gezag, heeft het Gerecht geoordeeld dat de communicatieproblemen tussen de ouders niet automatisch leiden tot de conclusie dat het gezag aan één ouder moet worden toegewezen. Het Gerecht is van mening dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen, en heeft besloten dat het gezag over de minderjarige gezamenlijk door de vader en de moeder zal worden uitgeoefend.

Daarnaast is besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder blijft, aangezien dit in het belang van het kind is. De omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige is vastgesteld, waarbij de ouders in onderling overleg afspraken kunnen maken. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 30 april 2019
Behorend bij EJ nr. 2378 van 2017/AUA201703093
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:

1.[vader], hierna: de vader,

wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
2.[grootvader vaderszijde]hierna: de grootvader vaderszijde,
3.[grootmoeder vaderszijde]hierna: de grootmoeder vaderszijde,
beiden wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[minderjarige],de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 13 februari 2018, waarbij aan de Voogdijraad is verzocht om onderzoek te verrichten naar de sociale omstandigheden van de moeder en daarover rapport uit te brengen en waarbij een (voorlopige) omgangsregeling is bepaald tussen de vader en de minderjarige. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 19 juni 2018;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 29 januari 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen partijen bijgestaan door hun gemachtigden. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw [X] en mevrouw [Y].
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Ontzetting

2.1
Zoals in de tussenbeschikking van 13 februari 2018 reeds is overwogen, kan de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, of het bestaan van gegronde vrees voor verwaarlozing van de belangen van het kind, doordat de ouder het kind terugeist of terugneemt van anderen die diens verzorging en opvoeding op zich hebben genomen.
2.2
Uit het door de Voogdijraad omtrent de uitgebrachte rapport noch uit het ter zitting besprokene blijkt dat de door de wet (artikel 1:269 BW) aangegeven gronden voor ontzetting van de moeder van het ouderlijk gezag bestaan, zodat dit verzoek niet toewijsbaar is. Dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Gezag
2.3
Subsidiair wordt verzocht om het gezag te wijzigen, in die zin dat de vader alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast dan wel gezamenlijk.
2.4
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de minderjarige het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Dit kan anders zijn, indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders die het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan het belang van de minderjarige meebrengen dat de rechter bepaalt dat één van de beide ouders het ouderlijk gezag over de minderjarige zal uitoefenen.
2.5
In het onderhavig geval is het Gerecht er geenszins van overtuigd dat het in het belang van de minderjarige is dat slechts de vader het gezag uitoefent. Het Gerecht is, mede gelet op het verhandelde ter zitting en het rapport van de Voogdijraad, van oordeel dat niet gebleken is dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren zal raken indien de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Daarbij neemt het gerecht in overweging dat de ouders thans minimaal met elkaar kunnen communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaat. De ouders worden in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. In het belang van de minderjarige zal het Gerecht daarom partijen gezamenlijk met het gezag over haar belasten.
Hoofdverblijfplaats
2.6
Het Gerecht is van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder gehandhaafd dient te worden, nu zulks, gelet op het verhandelde ter zitting en het rapport van de Voogdijraad, beter is voor het kind. Het betreft hier een jong kind. De minderjarige is in Aruba geboren en getogen en heeft altijd bij de moeder in Aruba gewoond. Hij gaat hier naar school en heeft zijn sociale contacten in Aruba. Niet gebleken is dat de minderjarige niet goed door de moeder wordt verzorgd. Hij heeft nooit bij de vader gewoond. De vader woont in de Verenigde Staten. Niet gebleken is dat het in het belang van de minderjarige is om naar de Verenigde Staten te verhuizen. Bij de beoordeling van het belang van de minderjarige in het kader van een verhuizing dienen naar het oordeel van het Gerecht ook de gevolgen in ogenschouw te worden genomen van de verbreking van de schoolse en sociale contacten van de minderjarige. Voorts neemt het gerecht in aanmerking de leeftijdsfase waarin hij zich bevindt en de impact die een dergelijke verhuizing zal hebben op het contact met de moeder. Het moet in het belang van de minderjarige worden geacht dat hij in zijn vertrouwde woonomgeving blijft. Het gerecht zal derhalve bepalen dat de hoofdverblijfplaats bij moeder zal blijven.
Omgang met de vader
2.7
De minderjarige en de vader hebben recht op omgang met elkaar. Een goede omgang tussen hen is in het belang van de minderjarige. Het Gerecht acht de zijdens de Voogdijraad voorgestelde omgangsregeling in het belang van de minderjarige en verwacht van de ouders dat zij zich beiden zullen inzetten zodat de omgangsregeling soepel zal verlopen. De ouders gaan overigens ook akkoord met het voorstel. Het staat partijen vrij onderling afwijkende afspraken te maken over de omgangsregeling.
Omgang met de grootouders vaderszijde
2.8
Uit het rapport van de Voogdijraad blijkt dat de omgangsregeling tussen de grootouders vaderszijde en de minderjarige goed verloopt. Geadviseerd wordt om de omgang tussen de grootouders vaderszijde en de minderjarige te handhaven. De moeder gaat daarmee akkoord. Dit punt is in onderling overleg geregeld, zodat het gerecht hierover geen beslissing zal nemen.
2.9
De kosten zullen worden gecompenseerd.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [vader], voortaan gezamenlijk met de moeder, [moeder], zal zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba,
bepaalt dat de griffier deze beslissing aantekent in het gezagsregister,
bepaalt het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
- om het jaar gedurende de paasvakantie, de herfstvakantie, de kerstvakantie en oud en nieuw (tussen partijen in onderling overleg af te spreken),
- de helft van de zomervakantie (tussen partijen in onderling overleg af te spreken),
- indien de vader zich in Aruba bevindt voor de feestdagen en hij niet aan de beurt is: minimaal 3 uren op de feestdagen met de minderjarige (tussen partijen in onderling overleg af te spreken),
- indien de vader zich in Aruba bevindt gedurende de rest van het jaar mag de minderjarige bij de vader logeren (tussen partijen in onderling overleg af te spreken),
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op 30 april 2019 door de rechter mr. E.M.D. Angela in tegenwoordigheid van de griffier.