In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tegen de vader van drie minderjarige kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 augustus 2018 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandelingen op 6 november 2018 en 29 januari 2019 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, vertegenwoordigd door de Voogdijraad. De minderjarigen zijn erkend door de vader en zijn geboren in respectievelijk 2003, 2005 en 2006.
Het verzoek van de Voogdijraad was gericht op het veroordelen van de vader tot het betalen van Afl. 200,- per kind per maand voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, met ingang van 1 augustus 2018. De vader heeft echter verklaard dat hij bereid is Afl. 125,- per kind per maand te betalen, wat in totaal Afl. 375,- per maand zou zijn. Het gerecht heeft de verplichtingen van beide ouders beoordeeld op basis van hun draagkracht en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
De moeder heeft de kosten voor de verzorging van de minderjarigen vastgesteld op Afl. 525,41, Afl. 510,- en Afl. 446,66 per maand voor respectievelijk de drie kinderen. De vader's draagkracht is vastgesteld op Afl. 1.925,- netto per maand, met noodzakelijke lasten van ongeveer Afl. 1.767,-. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de vader in staat is om Afl. 125,- per kind per maand te betalen, wat in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. De beschikking is gegeven op 30 april 2019, waarbij de bijdrage met ingang van heden is vastgesteld en uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.