ECLI:NL:OGEAA:2019:248

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
AUA201803322
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak betreffende levensonderhoud jongmeerderjarige

In deze alimentatiezaak heeft de dochter, geboren uit het huwelijk van haar ouders, de vader verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 750,- voor haar levensonderhoud. De procedure begon met een verzoekschrift op 18 oktober 2018, gevolgd door een vermeerdering van het verzoek op 24 januari 2019. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2019 waren zowel de dochter als de vader aanwezig. De dochter, inmiddels 19 jaar oud, woont bij haar moeder in Aruba en heeft aangegeven dat haar maandelijkse kosten Afl. 1.621,- bedragen, terwijl zij zelf een inkomen van ongeveer Afl. 1.700,- per maand verdient. De vader betwistte echter dat hij in staat is om de gevraagde bijdrage te betalen, vanwege onvoldoende draagkracht.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol speelt bij de onderhoudsplicht van de ouders, zoals vastgelegd in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De dochter heeft weliswaar kosten, maar het Gerecht oordeelt dat zij niet behoeftig is, omdat haar inkomsten voldoende zijn om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De kosten die zij heeft opgevoerd, zoals schulden voor een beugel en telefoonkosten, zijn niet onderbouwd en worden daarom niet in aanmerking genomen.

De dochter heeft plannen om in juli 2019 naar Nederland te verhuizen voor haar studie en is bezig met het regelen van studiefinanciering. Het Gerecht kan echter niet vooruitlopen op haar toekomstige behoefte in Nederland. Uiteindelijk heeft het Gerecht de verzoeken van de dochter afgewezen, maar haar wel toestemming verleend om kosteloos te procederen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 30 april 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803322
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna ook te noemen: de dochter,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de vader,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 18 oktober 2018,
- de vermeerdering van het verzoek met producties, ingediend op 24 januari 2019,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 29 januari 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de dochter in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en de vader in persoon.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De dochter is uit het huwelijk tussen haar moeder en de vader op [geboortedatum] 1999 in Aruba geboren. De ouders zijn gescheiden. De dochter is inmiddels 19 jaar en woont bij haar moeder in Aruba.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 750,- per maand als voorziening in de kosten van levensonderhoud van de dochter en de vader in gijzeling te doen stellen voor elke dag of gedeelte van een dag dat hij nalaat zijn betalingsverplichting jegens zijn dochter na te komen.
3.2
De vader voert aan dat hij thans over onvoldoende draagkracht beschikt om de door de dochter verzochte bijdrage te kunnen voldoen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:392 lid 2 BW in verbinding met artikel 1:395a BW speelt de behoeftigheid van de jongmeerderjarige geen rol bij het vaststellen van de onderhoudsplicht van de ouders. Ouders zijn immers onderhoudsplichtig jegens hun kinderen die jonger zijn dan 21 jaar, ook als die kinderen niet behoeftig zijn doordat zij in hun eigen levensonderhoud zouden kunnen voorzien, bijvoorbeeld door te werken. Eventuele inkomsten van de jongmeerderjarige zelf bepalen echter wel de omvang van diens behoefte aan een onderhoudsbijdrage.
De behoefte van de dochter
4.2
De maandelijkse kosten van de dochter bedragen volgens haar totaal Afl. 1.621,- (Afl. 1.400,= aan kosten levensonderhoud, Afl. 121,- aflossing openstaande factuur ten aanzien van haar beugel en Afl. 100,- aflossing schuld telefoonkosten bij Setar). De openstaande schuld ten aanzien van de telefoonkosten heeft zij veroorzaakt. Daarom is de dochter die schuld aan het aflossen, ook al staat die op naam van haar moeder. De dochter heeft verder aangevoerd dat zij nu werkzaam is en een minimumloon verdient ad Afl. ca 1.700,- per maand. Haar maandloon is, gelet op de schulden die zij aan het betalen is, echter onvoldoende om in haar levensonderhoud te voorzien. Zij is namelijk ook aan het sparen voor haar verblijf en studie in Nederland. De dochter gaat in juli 2019 naar Nederland om te studeren en stelt haar behoefte aan een bijdrage van de vader op Afl. 750,- per maand totdat zij haar studiefinanciering in Nederland heeft geregeld.
4.3
Bij de vaststelling van de behoefte van de dochter gaat het Gerecht er vanuit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,= per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting, kleding etc. Met de door de dochter opgevoerde posten “schuld beugel” en schuld Setar” zal het Gerecht geen rekening houden, nu deze posten niet met stukken zijn onderbouwd voor wat betreft de maandelijkse aflossing door de dochter. Overigens is niet gebleken dat de dochter de schuld bij Setar heeft veroorzaakt. Dat de dochter die schuld wenst af te lossen is een eigen keuze die niet voor rekening van de vader kan worden gebracht.
4.4
Het Gerecht is, gelet op het vorenstaande en de inkomsten van de dochter, van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de dochter behoeftig is, in die zin dat zij onvoldoende inkomsten heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Reeds op grond hiervan dienen de verzoeken te worden afgewezen.
4.5
Ten overvloede nog het volgende. De dochter is van plan om in juli 2019 naar Nederland af te reizen. Zij is bezig met het regelen van de studiefinanciering. Onduidelijk is gebleven wat de behoefte van de dochter zal zijn in Nederland bij toekenning van studiefinanciering. Het Gerecht kan niet daarop vooruit lopen.
4.6
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal het Gerecht aan de dochter toestemming verlenen om kosteloos te procederen.
4.7
De kosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de verzoekster toestemming om kosteloos te procederen,
wijst de verzoeken af;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 30 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.