ECLI:NL:OGEAA:2019:259

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
AUA201800016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen twee partijen, eiseres en gedaagde, na hun echtscheiding. De partijen zijn op 26 april 2006 in de Filipijnen met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Op 28 november 2016 heeft het Gerecht de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de gemeenschap bevolen. De eiseres verzoekt in deze procedure om een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis waarin de verdeling van de gemeenschap wordt vastgesteld, terwijl de gedaagde verweer voert en afwijzing van het verzoek vraagt.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er verschillende vermogensbestanddelen zijn die tot de gemeenschap behoren, waaronder onroerend goed, bankrekeningen en pensioenrechten. De partijen hebben overeenstemming bereikt over de verkoop van het onroerend goed en de verdeling van de netto-opbrengst. Het Gerecht heeft de partijen opgedragen om in persoon te verschijnen voor een comparitie, waarbij zij inlichtingen moeten geven en de mogelijkheid van een minnelijke regeling moeten verkennen. De uitspraak is gedaan op 8 mei 2019, met een vervolgdatum voor de comparitie op 6 juni 2019.

Uitspraak

Vonnis van 8 mei 2019
Behorend bij A.R. no. AUA201800016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de op 6 februari 2019 tegen [gedaagde] verleende akte van niet dienen van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de verdeling vast stelt van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen (hierna: de gemeenschap) zoals omschreven in het petitum van het verzoekschrift en nader omschreven in haar conclusie van repliek, kosten rechtens.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte, en verder tot vaststelling van de verdeling van de gemeenschap met inachtneming van hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd in zijn conclusie van antwoord, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. Partijen zijn op 26 april 2006 in de Filipijnen met elkaar gehuwd in de gemeenschap van goederen. Bij beschikking van dit Gerecht van 28 november 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en werd de verdeling van de gemeenschap bevolen met benoeming van notaris [notaris] ten overstaan van wie de verdeling tot stand gebracht behoort behoord te worden, en met benoeming van deurwaarder [deurwaarder] als onzijdig persoon om die persoon te vertegenwoordigen die mocht weigeren of nalaten aan de verdeling mee te werken. Die beschikking is op 19 januari 2017 ingeschreven in het daartoe bestemde openbare register. Tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap (hierna: de gemeenschap) behoren in elk geval de volgende nog onverdeelde vermogensbestanddelen:
activa:
a. een perceel eigendomsgrond gelegen in Aruba te [adres] met daarop gebouwd de (voormalige) echtelijke woning van partijen (hierna: het onroerend goed);
b. een spaarrekening bij de CMB Bank met nummer [bankrekeningnummer 1] ten name van [gedaagde], met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 255,20;
c. een rekening-courant bij de CMB Bank met nummer [bankrekeningnummer 2] ten name van [gedaagde], met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 5,72;
d. een rekening-courant bij de CMB Bank met nummer [bankrekeningnummer 3] ten name van [gedaagde], met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 9,11;
e. een rekening-courant bij de CMB Bank met nummer [bankrekeningnummer 4] ten name van [eiseres], met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 0,59;
f. een spaarfonds ten name van [gedaagde] bij zijn werkgever;
g. de door [gedaagde] bij de Stichting Fondo di Pensioen di Trahadornan di Empresanan y Fundacionnan Publico tot aan 19 januari 2017 opgebouwde pensioenrechten;
h. de door [eiseres] tot aan 19 januari 2017 opgebouwde pensioenrechten;
i. eventuele vorderingen op het Land Aruba betreffende belastingrestituties van partijen individueel dan wel partijen gezamenlijk die zien op de periode van voor de echtscheiding;
j. de lijfsgoederen van partijen;
passiva:
k. een creditcardschuld bij de CMB met als saldo US$ 4.619,85;
l. een op naam van [eiseres] staande schuld bij Island Finance aangegaan ten behoeve van de financiering van een reis van [eiseres] naar Las Vegas, met als saldo tot en met januari 2017 Afl. 3.487,50;
m. een ten name van [gedaagde] staande schuld bij CMB aangegaan voor financiering van de renovatie van het onroerend goed, met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 18.185,--;
n. een schuld bij DUO ten name van [gedaagde] met als saldo 19 januari 2017 Afl. 16.528,09.
o. eventuele vorderingen van het Land Aruba op partijen betreffende belastingaanslagen van partijen individueel dan wel partijen gezamenlijk die zien op de periode van voor de echtscheiding;
3.2
Niet in geschil is tussen partijen dat alle opbrengsten van de verhuur van het onroerend goed al zijn verdeeld tussen partijen.
3.3
Bij gelegenheid van repliek heeft [eiseres] onbestreden gesteld dat de in de conclusie van antwoord onder randnummer 4. sub e. f. en g. motorvoertuigen en de daarvoor afgesloten financiering(en) reeds zijn verdeeld tussen partijen.
3.4 [
gedaagde] heeft gesteld dat één of meer onroerende goederen in de Filipijnen deel uitmaken van de gemeenschap omdat die in eigendom toebehoren aan [eiseres], althans omdat [eiseres] daartoe gerechtigd is. Die stelling mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende onderbouwing. Gesteld noch is gebleken immers om welk onroerend goed of goederen het precies gaat. Daar komt nog bij dat [eiseres] bij gelegenheid van repliek heeft gesteld dat haar moeder eigenaar is van een in de Filipijnen gelegen woning maar dat geen enkel in de Filipijnen gelegen onroerend goed aan [eiseres] in eigendom toebehoort. Die stelling heeft [gedaagde] niet bestreden, zodat het Gerecht de juistheid daarvan aanneemt.
3.5 [
gedaagde] heeft voorts gesteld dat [eiseres] een spaarrekening heeft bij de Aruba Bank. In dat verband heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat die rekening ruim voor de echtscheiding van partijen is gesloten.
3.6
Verder heeft [gedaagde] gesteld dat [eiseres] een spaarrekening heeft bij de CMB Bank. Ook in dit verband heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat die rekening ruim voor de echtscheiding van partijen is gesloten.
3.7
Nu partijen beiden de verdeling van hun gemeenschap voorstaan, zal het Gerecht daartoe wat betreft de nog niet verdeelde vermogensbestanddelen daarvan overgaan op de voet en in achtneming van het bepaalde in artikel 3:185 BW. Daarbij wordt voorop gesteld dat [eiseres] in het door haar gevorderde bevel tot verdeling van de gemeenschap bij eindvonnis niet-ontvankelijk zal worden verklaard nu dat bevel reeds is gegeven krachtens de tussen partijen gewezen echtscheidingsbeschikking. Hetzelfde geldt met betrekking tot de door [eiseres] verzochte benoeming van een deurwaarder die namens [gedaagde] rechtshandelingen mag verrichten indien hij weigerachtig is om mee te werken aan de uitvoering van de door het Gerecht hierna vast te stellen verdeling van de gemeenschap.
3.8
De hiervoor onder b. vermelde spaarrekening met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 255,20 zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [gedaagde] is op dit punt uit overbedeling (255,20 : 2 =) Afl. 127,60 verschuldigd aan [eiseres].
3.9
De hiervoor onder c. vermelde rekening-courant met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 5,72 zal worden zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [gedaagde] is op dit punt uit overbedeling (5,72 : 2 =) Afl. 2,86 verschuldigd aan [eiseres].
3.1
De hiervoor onder d. vermelde rekening-courant met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 9,11 zal worden zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [gedaagde] is op dit punt uit overbedeling (9,11 : 2 =) Afl. 4,56 verschuldigd aan [eiseres].
3.11
De hiervoor onder e. vermelde rekening-courant met als saldo op 19 januari 2017 Afl. 0,59 zal worden zal worden toebedeeld aan [eiseres]. [eiseres] is op dit punt uit overbedeling (0,59 : 2 =) Afl. 0,30 verschuldigd aan [gedaagde].
3.12
De hiervoor onder g. vermelde door [gedaagde] opgebouwde pensioenrechten zullen worden toebedeeld aan [gedaagde]. Uit hoofde van overbedeling is [gedaagde], zodra hij pensioengerechtigd is en er pensioen aan hem wordt uitgekeerd, telkens de helft daarvan verschuldigd aan [eiseres]. [gedaagde] dient voormeld fonds te instrueren dat alsdan telkens de helft van zijn pensioenuitkeringen voor zover opgebouwd tot 19 januari 2017 rechtstreeks aan [eiseres] wordt uitbetaald op een door haar aan dat fonds door te geven bankrekening.
3.13
De door [eiseres] tot 19 januari 2017 opgebouwde pensioenrechten worden aan haar toebedeeld. Uit hoofde van overbedeling is [eiseres], zodra zij pensioengerechtigd is en er pensioen aan haar wordt uitgekeerd, telkens de helft daarvan verschuldigd aan [gedaagde]. [eiseres] dient de pensioeninstantie waar zij pensioen heeft opgebouwd te instrueren dat alsdan telkens de helft van haar pensioenuitkeringen voor zover opgebouwd tot 19 januari 2017 rechtstreeks aan [gedaagde] wordt uitbetaald op een door hem aan die instantie door te geven bankrekening.
3.14
Eventuele hiervoor onder i vermelde belastingrestituties moeten bij helfte worden verdeeld tussen partijen;
3.15
De bij partijen genoegzaam bekende lijfsgoederen van [eiseres] worden aan haar toebedeeld en de bij partijen genoegzaam bekende lijfsgoederen van [gedaagde] worden aan hem toebedeeld, terwijl partijen dienaangaande niet gehouden zijn tot enige verrekening tot of met elkaar.
3.16
Het hiervoor onder f. vermelde spaarfonds zal worden toebedeeld aan de [gedaagde]. Voor de bepaling van hetgeen [gedaagde] dienaangaande ten titel van overbedeling verschuldigd is aan [eiseres], dient hij in het licht van een mogelijk beroep van [eiseres] op het bepaalde in artikel 1:164 BW ten behoeve van de hierna te bepalen comparitie van partijen een overzicht in het geding te brengen van het saldo van dat fonds over de periode van 12 maart 2016 tot en met 19 januari 2017. Aan het niet overleggen van dat overzicht kan het Gerecht de hem juist voorkomende (mogelijk voor [gedaagde] nadelige) gevolgen verbinden.
3.17
De hiervoor onder k. vermelde creditcardschuld, waarvan [eiseres] onbestreden heeft gesteld dat die op naam van [gedaagde] is gesteld, zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [eiseres] is dienaangaande uit hoofde van schuldoverbedeling (4.619,85 : 2 =) US$ 2.309,93 verschuldigd aan [gedaagde].
3.18
De hiervoor onder l. vermelde schuld bij Island Finance zal worden toebedeeld aan [eiseres]. [gedaagde] is dienaangaande uit hoofde van schuldoverbedeling (3.487,50 : 2 =) Afl. 1.743,75 verschuldigd aan [eiseres].
3.19
De onder m. vermelde schuld bij de CMB zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [eiseres] is dienaangaande uit hoofde van schuldoverbedeling (18.185,-- : 2 =) Afl. 9.092,50 verschuldigd aan [gedaagde].
3.2
De onder n. vermelde schuld bij DUO zal worden toebedeeld aan [gedaagde]. [eiseres] is dienaangaande uit hoofde van schuldoverbedeling (16.528,09 : 2 =) Afl. 8.264,05 verschuldigd aan [gedaagde]. Het gerecht volgt [eiseres] niet in haar standpunt dat zij recht heeft op terugbetaling door [gedaagde] van het in haar conclusie van repliek onder randnummer 15. vermelde bedrag ad. Afl. 30.000,--. Dat bedrag maakte immers deel uit van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen.
3.21
De onder o. vermelde eventuele vorderingen van het Land Aruba dienen door partijen telkens ieder voor de helft worden betaald.
3.22 [
gedaagde] heeft niet of onvoldoende bestreden gesteld dat hij na 19 januari 2017 de in zijn conclusie van antwoord onder randnummer 21 sub a. b. c. en d. kosten heeft gemaakt. Het door [gedaagde] betaalde bedrag ad. Afl. 3.185,-- aan brandverzekering ziet op de van de gemeenschap deeluitmakende woning. [eiseres] is daarom (3.185,-- : 2 =) Afl. 1.592.50 verschuldigd aan [gedaagde]. Het door [gedaagde] betaalde bedrag ad Afl. 533,20 aan eveneens verzekering ziet op de van de gemeenschap deeluitmakende inboedel van de woning. [eiseres] is daarom (533,20 : 2 =) Afl. 266,60 verschuldigd aan [gedaagde]. Het door [gedaagde] betaalde bedrag ad. Afl. 518,-- met betrekking tot het doen van belastingaangifte ziet op de periode dat partijen gehuwd waren. [eiseres] is daarom (518,-- : 2 =) Afl. 259,-- verschuldigd aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft Afl. 700,-- betaald voor het opmaken van een taxatierapport met betrekking tot het onroerend goed, welk rapport overigens niet door [gedaagde] is overgelegd. Het Gerecht begrijpt uit hetgeen staat vermeld in de conclusie van repliek onder randnummer 17. sub a. dat [eiseres] dienaangaande (700,-- : 2 =) Afl. 350,-- verschuldigd is aan [gedaagde].
3.23
Voorts heeft [gedaagde] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat hij motorrijtuigenbelasting ad Afl. 300,-- over het jaar 2017 heeft betaald ten behoeve van de bij [eiseres] in gebruik zijnde auto. [eiseres] dient dat bedrag terug te betalen aan [gedaagde].
3.24
Ter zake van het onroerend goed wordt het volgende overwogen. Partijen staan beiden dat het onroerend goed moet worden verkocht, en dat de netto opbrengst daarvan bij helfte moet worden verdeeld tussen partijen. Het Gerecht zal partijen daarin volgen, met inachtneming van het navolgende. Partijen dienen ter de hierna te bepalen comparitie van partijen aan het Gerecht kenbaar te maken:
-drie namen van makelaars waarbij het onroerend goed in de verkoop kan worden gezet (zo dat nog niet bij een makelaar in de verkoop is gezet);
-de duur van de periode waarin het onroerend goed onderhands mag worden verkocht, na welke periode ieder der partijen bevoegd is om dat zonder toestemming van de ander in het openbaar (ter veiling/findishi) te doen verkopen;
-de bodemprijs waartegen het onroerend goed verkocht moet worden zo die prijs wordt geboden door een derde.
3.25
Er valt voor partijen veel (tijd)winst te behalen indien zij met zoveel mogelijk overeenstemming met betrekking tot de actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed ter zitting verschijnen. Daarmee besparen partijen zich in elk geval de kosten en tijd die gemoeid gaan met het opmaken van nog een deskundigenrapport ter zake van voormelde waarde.
3.26
Partijen dienen in persoon ter zitting te verschijnen, desgewenst samen met gemachtigden.
3.27
Als een partij niet verschijnt kan het Gerecht daaraan het gevolg verbinden – ook in het nadeel van die partij – dat het passend acht.
3.28
De partij die zich bij de comparitie op schriftelijke (bewijs)stukken wil beroepen, dient die stukken tijdig (dat wil zeggen uiterlijk op de derde werkdag voor de dag van de zitting) in fotokopie aan zijn wederpartij en aan het Gerecht over te leggen.
3.29
Voor de comparitie wordt in beginsel één uur uitgetrokken. Partijen kunnen hun zaak ter comparitie vijf minuten bepleiten. Als een partij de vastgestelde spreektijd overschrijdt, kan de rechter haar het woord ontnemen.
3.3
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief aan de rechter om uitstel te verzoeken. Bij het verzoek om uitstel moeten de verhinderdata worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie komende maanden. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval dient de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden daarvan per brief de rechter gemotiveerd om uitstel te verzoeken.
3.31
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en/of ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.H.M. van de Leur, rechter, op
donderdag 6 juni 2019 om 14:30uur in de enquête zaal van het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn, desgewenst met gemachtigden;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.