ECLI:NL:OGEAA:2019:260

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
AUA201800303
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in civiele procedure tussen eiseres en gedaagden met betrekking tot eigendommen en vergoedingen

In deze civiele procedure, aangespannen door eiseres, gedomicilieerd in Aruba, tegen gedaagden, waaronder een naamloze vennootschap, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 mei 2019 uitspraak gedaan. Eiseres verzocht onder andere om te voorkomen dat de eigendommen van gedaagde 2 vervreemd zouden worden en om een vergoeding voor vakantiegeld, pensioenregeling en goodwill. Gedaagden voerden verweer en stelden dat eiseres niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoeken.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen gronden zijn om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Echter, de vorderingen van eiseres zijn afgewezen omdat deze niet toewijsbaar waren. Het Gerecht oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims, waaronder de investeringen in gedaagde 2 en de vergoedingen voor het beheer van de appartementen. Ook de vorderingen met betrekking tot vakantiegeld en goodwill werden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

De slotsom van het vonnis is dat alle vorderingen van eiseres zijn afgewezen en dat zij als de in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op Afl. 12.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur en is bij vervroeging ter openbare terechtzitting gedaan.

Uitspraak

Vonnis van 8 mei 2019 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA201800303
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[eiseres],
gedomicilieerd in Aruba te [adres],
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon,
tegen:
[gedaagde 1],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde 1],
en:
de naamloze vennootschap
[X] N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde 2],
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek, met één productie;
-de akte uitlating productie van [eiseres].
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Het in het verzoekschrift neergelegde petitum van [eiseres] luidt als volgt:

Gezien het belang dat eiseres heeft bij [gedaagde 1]/[gedaagde 2] verzoekt zij UEA:
1. er op toe te zien dat de eigendommen van [gedaagde 2] niet vervreemd worden tot er vonnis in deze zaak is gewezen.
2. er rekening mee te houden dat bewijsmateriaal ontvreemd is bij de verboden ontruiming en eiseres niet aanwezig was op dat moment en of niet in kennis is gesteld van het voornemen om te ontruimen.
3. een vergoeding aan eiseres toe te wijzen waarbij de compensatie van vakantiegeld, pensioenregeling en goodwill in acht wordt genomen.
4. de sommatie zoals opgesteld uitgevoerd wordt naar redelijkheid en billijkheid of zoals UEA goed dunkt.
2.2 [
gedaagden] voeren verweer en concluderen dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagden] wordt daarom verworpen.
3.2
De hiervoor onder 1. omschreven vordering, die niet is gericht jegens [gedaagden] als zijnde gedaagde partijen, is naar zijn aard niet toewijsbaar, en zal daarom worden afgewezen.
3.3
De hiervoor onder 2. omschreven vordering, die evenmin is gericht jegens [gedaagden] als zijnde gedaagde partijen, is ook naar zijn aard niet toewijsbaar, en zal daarom eveneens worden afgewezen.
3.4 [
gedaagden] hebben onbestreden gesteld dat de beweerdelijke aanspraken van [eiseres] aanspraken zijn op [gedaagde 2]. De vorderingen van [eiseres] zoals hiervoor vermeld onder 3. en 4. voorzover gericht jegens [gedaagde 1] zullen daarom worden afgewezen.
3.5
Ter zake van de vordering onder 3. voorzover gericht jegens [gedaagde 2] wordt het volgende overwogen, waarbij wordt voorop gesteld dat het Gerecht begrijpt dat de door [eiseres] verzochte vergoeding ziet op (1) beweerdelijke vanuit haar privévermogen in [gedaagde 2] geïnvesteerde gelden, (2) het door [eiseres] vanaf 2002 tot en met april 2014 uitgevoerde beheer van de aan [gedaagde 2] in eigendom toebehorende bij partijen genoegzaam bekende appartementen (hierna: de appartementen), en (3) de door [eiseres] gedurende voormeld beheer opgebouwde aan [gedaagde 2] overgedragen goodwill met betrekking tot die appartementen.
3.6
Niet in geschil is tussen partijen dat [eiseres] gedurende voormelde periode (hierna: de beheerperiode) het beheer heeft gevoerd over de aan [gedaagde 2] toebehorende appartementen. [eiseres] stelt dat zij gedurende de beheerperiode vanuit haar privévermogen investeringen heeft gedaan in [gedaagde 2]. Die door [gedaagden] gemotiveerd bestreden stelling mist naar het oordeel voldoende onderbouwing. Met name is niet met verificatoire betalingsbewijzen onderbouwd gesteld ter zake waarvan telkens precies, wanneer telkens precies en hoeveel (telkens) precies [eiseres] zou hebben geïnvesteerd in [gedaagde 2]. De bijlagen bij de als productie 2a bij het verzoekschrift overgelegde sommatiebrief vult die op [eiseres] rustende stelplicht niet of onvoldoende in. De vordering van [eiseres] op dit onderdeel zal worden afgewezen.
3.7
Ter zake van de door [eiseres] verzochte vergoeding voor het door haar uitgevoerde beheer wordt het volgende overwogen. Niet in geschil is tussen partijen dat tussen [gedaagde 2] en [eiseres] geen afspraak is gemaakt over een vergoeding van het door [eiseres] gevoerde beheer. In het licht daarvan heeft [eiseres] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat tegenover haar beheerswerkzaamheden een financiële prestatie of vergoeding dient te staan. In dat verband stelt [eiseres] verder dat zij nimmer een dergelijke vergoeding of vergoedingen heeft ontvangen. Met betrekking tot die door [gedaagden] gemotiveerd bestreden stelling volgt het Gerecht in hen in hun standpunt dat de juistheid van de stelling van [eiseres] had moeten blijken uit een nauwkeurig door [eiseres] (of in opdracht van haar) gedurende de beheerperiode gevoerde boekhouding met betrekking tot het financiële reilen en zeilen binnen [gedaagde 2] in die periode, meer in het bijzonder ter zake van alle inkomsten, uitgaven en opnames van aan [gedaagde 2] toebehorende gelden. Het niet overleggen door [eiseres] van een dergelijke boekhouding komt en blijft voor haar rekening en risico. Dit één en ander klemt temeer omdat zonder nadere uitleg - die ontbreekt - niet valt in de zien hoe [eiseres] gedurende de beheerperiode - in welke zij naar eigen zeggen niet elders voor een werkgever in loondienst was - heeft kunnen voorzien in haar levensonderhoud. Bij dit alles komt dat [eiseres] geen bewijslevering in de in het eerste lid van artikel 145 RV omschreven zin heeft aangeboden van haar hier besproken stelling.
3.8
Gesteld noch is gebleken dat partijen hebben afgesproken dat [eiseres] recht had op betaling of compensatie door [gedaagde 2] van vakantiegeld, en evenmin is gesteld of gebleken dat partijen hebben afgesproken dat er een pensioenregeling zou gelden voor [eiseres] of dat [gedaagde 2] te dien aanzien [eiseres] zou moeten compenseren. Ook deze vorderingen zullen worden afgezen.
3.9 [
eiseres] vordert tot slot een vergoeding voor beweerdelijke aan [gedaagde 2] overgedragen goodwill. Ter zake van die door [gedaagden] bestreden vordering overweegt het Gerecht als volgt. Nog daargelaten de omstandigheid niet is gesteld (1) waaruit die goodwill precies bestaat, (2) op welk bedrag die goodwill moet worden gewaardeerd en (3) of die goodwill als zodanig was opgenomen in de boekhouding van [gedaagde 2] is verder gesteld noch gebleken dat partijen betaling of compensatie voor goodwill hebben afgesproken. De vordering van [eiseres] op dit onderdeel zal, als evenzeer onvoldoende onderbouwd, worden afgewezen.
3.1
Al het vorenstaande brengt mee dat de hiervoor onder 4. vermelde vordering met betrekking tot de als productie 2 bij het verzoekschrift overgelegde sommatie tot betaling van Afl. 1.908.077,-- (wat van die vordering verder ook zij) eveneens moet worden afgewezen.
3.11
De slotsom luidt dat alle vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.12 [
eiseres] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagden], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 12.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 11 ad Afl. 6.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eiseres] verzochte;
-veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagden], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 12.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.