ECLI:NL:OGEAA:2019:262

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
AUA201901077
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriaal beslag op auto afgewezen

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Admeloira Engineering Construction & Maintenance N.V. met als doel het opheffen van een executoriaal beslag dat op zijn auto was gelegd. Eiser stelt dat hij de auto op 30 juli 2018 heeft gekocht van [naam X] en dat het beslag onterecht is gelegd, omdat hij de rechtmatige eigenaar is. Admeloira betwist echter de eigendom van de auto en stelt dat de koopovereenkomst een schijnhandeling was, bedoeld om de auto aan verhaal te onttrekken.

De procedure begon met een verzoekschrift van eiser, gevolgd door een mondelinge behandeling. Tijdens de behandeling heeft eiser zijn standpunten toegelicht, maar Admeloira heeft met verschillende argumenten betoogd dat de eigendom van de auto nog steeds bij [naam X] ligt. Het gerecht heeft de feiten en omstandigheden rondom de koopovereenkomst en de eigendomsoverdracht zorgvuldig gewogen.

Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de auto daadwerkelijk heeft gekocht en dat de eigendom aan hem is overgedragen. De vordering van eiser tot opheffing van het beslag en afgifte van de auto werd afgewezen. Eiser werd bovendien veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Admeloira zijn begroot op Afl. 1.500,00 voor het salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 8 mei 2019
Behorend bij AUA201901077
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
de naamloze vennootschap
ADMELOIRA ENGINEERING CONSTRUCTION & MAINTENANCE N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Admeloira,
gemachtigde: advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 3 april 2019;
- de brief van 24 april 2019 van de zijde van [eiser] met een productie;
- de brief van 24 april 2019 van de zijde van Admeloira met 13 producties;
- de mondelinge behandeling op 25 april 2019 waar partijen onder overlegging van hun pleitnota hun standpunten hebben toegelicht.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij vonnis van dit gerecht d.d. 31 juli 2018 is mevrouw [naam X] (hierna: [naam X]) veroordeeld om aan Admeloira te betalen het bedrag van Afl. 2.286.045,31.
2.2 [
naam X] was op 30 juli 2018 eigenaar van een auto van het merk [merk] [model], bouwjaar 2009 (hierna: de auto).
2.3 [
naam X] en [eiser] hebben op 30 juli 2018 onder de benaming ‘sale agreement’ een akte opgesteld. In deze akte is onder meer het volgende opgenomen (verzoekschrift, prod. 3):
Ms [eiser] has take the opportunity to purchase the [merk] [model] year 2009 (…) AS IT IS were by means of the owner. (…)
The total selling amount of this car is Awg. 10.000,00 (Ten Thousand Florins), Payment in cash at the moment of the purchase. If payment by other method must be clear before the new Owner (buyer) can go with the vehicle. (…)
2.4
Er is een kwitantie d.d. 30 juli 2018 opgesteld (verzoekschrift, prod. 3) waarin onder meer is bepaald dat een bedrag van Afl. 10.000,00 is betaald voor de auto, welk bedrag bestaat uit Afl. 4.450,00 en US$ 3.700,00.
2.5 [
naam X] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres] te Aruba.
2.6 [
eiser] is per 10 juli 2018 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Aruba zonder vermelding van een plaats van bestemming.
2.7
Admeloira heeft op 8 februari 2019 uit hoofde van het vonnis van 31 juli 2018 executoriaal beslag laten leggen op de auto, die zich op dat moment bevond op het adres [adres] te Aruba.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Admeloira te bevelen:
I. om het op 8 februari 2019 gelegde executoriale beslag op de auto per onmiddellijk te laten doen opheffen tegen verbeuring van een dwangsom van Afl. 3.000,00 voor elke dag dat Admeloira nalaat om aan de veroordeling te voldoen met een maximum van Afl. 100.0000,00;
II. om onmiddellijk na opheffing van het onder I genoemde beslag de auto aan [eiser] of aan een door hem aan te wijzen persoon af te geven;
III. met veroordeling van Admeloira in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij eigenaar is van de auto zodat Admeloira ten onrechte uit hoofde van het tegen [naam X] gewezen vonnis executoriaal beslag op de auto heeft laten leggen.
3.3
Hieronder zal, bij de beoordeling van het geschil, nader worden ingegaan op de grondslagen van de vorderingen en op het daartegen gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser], zakelijk weergegeven, het volgende gesteld. [eiser] heeft vanaf 18 april 1988 tot en met 2018 in Aruba gewoond. In de zomer van 2018 is hij naar Mexico vertrokken, waar hij thans woont en werkt. Omdat hij nog geregeld naar Aruba zal terugkeren in het kader van vakanties, heeft hij voorafgaand aan zijn vertrek een appartement gehuurd van [naam X] op het adres [adres]. Hij betaalt met betrekking tot dit appartement de kosten van de levering van water en elektriciteit. Om tijdens zijn verblijf op Aruba niet afhankelijk te zijn van een (dure) huurauto, heeft hij op 30 juli 2018 de auto van [naam X] gekocht. De koopprijs is door hem voldaan. Hij stond na 30 juli 2018 geparkeerd bij zijn appartement aan het adres [adres], alwaar hij in beslag is genomen.
4.2.
Admeloira betwist dat [eiser] op grond van een koopovereenkomst d.d. 30 juli 2018 daadwerkelijk eigenaar van de auto is geworden. Volgens haar berust de eigendom van de auto nog steeds bij [naam X]. De door partijen op papier gestelde koopovereenkomst had slechts als doel om de auto aan verhaal door Admeloira te onttrekken. Juridisch stelt Admeloira in dit verband dat:
-
primairde koop een schijnhandeling was en dat de auto ook niet daadwerkelijk aan [eiser] is geleverd;
-
subsidiairde koopovereenkomst door Admeloira op goede gronden op grond van artikel 3:45 lid 1 BW is vernietigd.
4.3
Van een spoedeisend belang is voldoende gebleken. De vordering van [eiser] tot opheffing van het beslag en afgifte van de auto moet worden toegewezen, indien voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] op grond van de koopovereenkomst de eigendom van de auto heeft verkregen. Naar het oordeel van het gerecht is dit niet het geval. Daartoe overweegt het gerecht het volgende.
4.4
Van de zijde van Admeloira is op een groot aantal feiten en omstandigheden gewezen, waarvan zij stelt dat deze, in onderling verband bezien, vragen oproept omtrent de geldigheid van de door [eiser] gestelde koopovereenkomst en de daarop gebaseerde eigendomsoverdracht van de auto. Het gaat dan om de volgende feiten en omstandigheden.
a. a) De koopovereenkomst is gesloten een dag voordat dit gerecht vonnis heeft gewezen tegen [naam X]. Uit de door Admeloira overgelegde producties blijkt voldoende dat [naam X] en [eiser] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst reeds bekenden van elkaar waren.
b) Vast staat dat [eiser] per 10 juli 2018 als inwoner van Aruba is uitgeschreven. Dit sluit op zichzelf niet uit dat hij pas op een later tijdstip daadwerkelijk Aruba heeft verlaten en derhalve op 30 juli 2018 de koopovereenkomst heeft kunnen sluiten. Indien [eiser] voornemens is geregeld naar Aruba terug te keren, is het op zichzelf genomen ook niet uitzonderlijk dat hij de auto heeft gekocht om deze te gebruiken in de periodes dat hij in Aruba verblijft. Dat [eiser] daadwerkelijk geregeld naar Aruba terugkeert, en in verband daarmee belang had bij de aankoop van de auto, is echter voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt. In het licht van de betwisting van Admeloira dat [eiser] geregeld naar Aruba terugkeert, had van hem mogen worden verwacht dat hij concreet had gesteld hoe vaak en voor hoe lang hij na zijn vertrek medio 2018 reeds naar Aruba is teruggekeerd. Aangezien uit de eigen stelling van [eiser] volgt dat hij nog voltijds werkt in Mexico, had eveneens mogen worden verwacht dat hij onderbouwd had aangegeven welke concrete mogelijkheden en verwachtingen hij voor de nabije toekomst heeft omtrent de verblijfsperiodes in Aruba.
c) In dit verband is van belang dat voorshands evenmin aannemelijk is geworden dat hij in het kader van regelmatig verblijf hier te lande het appartement aan het adres [adres] huurt. Er is geen huurovereenkomst overgelegd en evenmin bewijzen van betaling van de huur. De enkele omstandigheid dat het abonnement met WEB voor de levering van water op het adres [adres] thans op zijn naam staat, is onvoldoende om de gevolgtrekking te rechtvaardigen dat [eiser] huurder is van dit appartement.
d) Ook is er een discrepantie tussen de koopprijs van Afl. 10.000,00 die blijkens de koopovereenkomst is afgesproken en de betaling van ongeveer Afl. 11.000,00 die volgens de kwitantie van dezelfde dag zou zijn gedaan. [eiser] heeft voor die discrepantie geen afdoende verklaring kunnen geven. Mede in het licht van de niet betwiste stelling van Admeloira dat haar voorafgaand aan dit kort geding nimmer een kwitantie als bewijs van betaling is getoond (hoewel daarom wel herhaaldelijk uitdrukkelijk was verzocht), is met overlegging van deze kwitantie voorshands niet aannemelijk geworden dat de kwitantie daadwerkelijk tegelijk met de ondertekening van de koopovereenkomst al op 30 juli 2018 is opgemaakt en dat zij bewijs oplevert van een daadwerkelijke betaling. De opnames van contante gelden van de bankrekening van [eiser] te Mexico zijn geen bewijs van betaling van de auto.
e) De overschrijving van de auto op naam van [eiser] bij de belastingdienst heeft pas plaatsgevonden op 22 oktober 2018, dus pas drie maanden na de verkoop. Hiervoor is geen verklaring gegeven. Op het registratieformulier staat als adres van [eiser] vermeld Santa Cruz 358-A. Dit stemt niet overeen met de stelling van [eiser] dat hij na zijn vertrek een appartement huurt aan het adres [adres], welke stelling moet verklaren waarom de auto daar is aangetroffen.
4.5.
Voor een geldige overdracht van de eigendom van de auto aan [eiser] is op grond van artikel 3:84 lid 1 BW vereist dat op grond van een geldige titel de auto door een beschikkingsbevoegde aan [eiser] is geleverd. De beschikkingsbevoegdheid van [naam X] is tussen partijen niet in geschil.
4.6
Gezien de hiervoor onder 4.4. genoemde feiten en omstandigheden, en hetgeen het gerecht aldaar omtrent die feiten en omstandigheden heeft geoordeeld, heeft [eiser] voorshands niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een daadwerkelijke koopovereenkomst. Veeleer lijkt het erop dat [eiser] en [naam X] door het opstellen van de koopovereenkomst slechts hebben beoogd om de auto aan verhaal door Admeloira te onttrekken. Daartoe wijst het gerecht op de datum van de koopovereenkomst (één dag voor het wijzen van het vonnis tegen [naam X]), de discrepantie tussen de koopprijs en het op de kwitantie vermelde bedrag, de late registratie van de auto op naam van [eiser] en de vermelding van een ander adres dan het adres waar [eiser] stelt een woning te huren.
4.7.1
Bovendien had van [eiser] in het licht van de onder 4.4. bedoelde feiten en omstandigheden en in het licht van de betwisting van [eiser] dat aan de vereisten van de levering van de auto zou zijn voldaan, mogen worden verwacht dat hij voldoende gemotiveerd concrete feiten en omstandigheden had gesteld waaruit volgt dat de auto daadwerkelijk aan [eiser] is geleverd. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Daartoe geldt het volgende.
4.7.2
Op grond van artikel 3:90 lid 1 BW jo. de artikelen 3:114 en 3:115 BW moet levering plaatsvinden door een feitelijke overgave van de zaak dan wel door een tweezijdige verklaring als bedoeld in artikel 3:115 BW. Dat dit laatste aan de orde is, is gesteld noch gebleken. Evenmin is voldoende gebleken dat de auto feitelijk aan [eiser] ter hand is gesteld en dat aldus bezit is verschaft. In verband hiermee is van belang dat Admeloira gemotiveerd, onder het overleggen van verklaringen van derden (producties 4 tot en met 7 van Admeloira), heeft gesteld dat een levering van de auto niet heeft plaatsgevonden, omdat [naam X] na juli 2018 tot het moment van beslaglegging altijd gebruik is blijven maken van de auto. [eiser] heeft de juistheid van de overgelegde verklaringen niet betwist. Het gerecht gaat er dan ook vanuit dat [naam X] na het sluiten van de koopovereenkomst de auto is blijven gebruiken. Door [eiser] is weliswaar gesteld dat [naam X] de auto als houder is blijven gebruiken, maar hij heeft niet gesteld wat dan de titel van dat houderschap is geweest. [eiser] heeft in het geheel niet gesteld dat de auto aan hem is geleverd en wanneer dat zou zijn gebeurd. Feiten en omstandigheden waaruit zou (kunnen) volgen dat de auto aan [eiser] is geleverd, zijn evenmin gesteld of gebleken. De omstandigheid dat de auto in beslag is genomen op het adres [adres] en daar kennelijk werd geparkeerd, is in ieder geval niet voldoende om aan te nemen dat de auto aan [eiser] is geleverd. Uit hetgeen hiervoor onder 4.4 sub c) is overwogen, volgt dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat [eiser] op dit adres een appartement huurt, zodat de omstandigheid dat de auto daar in beslag is genomen niet de gevolgtrekking kan rechtvaardigen dat de auto aan [eiser] is ter hand gesteld. Ook al zou [eiser] wel huurder zijn van [adres], aangezien (i) [naam X] eigenares is van dat perceel, (ii) [eiser] niet heeft gesteld dat hij na juli 2018 in het appartement heeft verbleven en de auto feitelijk heeft gebruikt, (iii) [naam X] kennelijk na juli 2018 de beschikking had over de auto en (iv) door [eiser] geen verklaring is gegeven waarom [naam X] bevoegd was van de auto gebruik te maken als zij niet langer de eigendom daarvan had, kan ook in dat geval uit de omstandigheid dat de auto op het adres [adres] is aangetroffen, niet worden geconcludeerd dat de auto aan [eiser] is geleverd.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat [naam X] op grond van een geldige koopovereenkomst de auto aan [eiser] heeft geleverd en dat daardoor de eigendom van de auto aan [eiser] is overgedragen. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] tot opheffing van het beslag en afgifte van de auto aan hem, moeten worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van Admeloira worden begroot op Afl. 1.500,00 voor salaris van gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Admeloira worden begroot op Afl. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.