In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde Pro Care Services N.V. (hierna: Pro Care) in kort geding de afgifte van de administratie over de jaren 2012 tot en met 2017 van de gedaagde, die als administrateur voor Pro Care werkzaam was. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 3 april 2019 werd ingediend, gevolgd door verschillende brieven en een mondelinge behandeling op 25 april 2019. Pro Care stelde dat de gedaagde verantwoordelijk was voor de administratie en dat zij deze niet had afgegeven, wat zou kunnen wijzen op betrokkenheid bij fraude gepleegd door de voormalige directeur van Pro Care, [ex-directeur]. De gedaagde voerde verweer en betwistte dat zij de volledige administratie onder zich had en dat zij betrokken was bij enige fraude.
De rechter oordeelde dat Pro Care niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde de volledige administratie onder zich had. De rechter wees erop dat de gedaagde slechts verantwoordelijk was voor een deel van de administratieve werkzaamheden en dat er geen bewijs was dat zij de volledige administratie had meegenomen naar huis. Bovendien werd opgemerkt dat de gedaagde nooit als verdachte was aangemerkt in de fraudezaak tegen [ex-directeur].
Uiteindelijk wees de rechter de vorderingen van Pro Care af en veroordeelde Pro Care in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde werden begroot op Afl. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde. Dit vonnis werd uitgesproken op 15 mei 2019.