In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 14 mei 2019, wordt een verzoek behandeld van de vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, tegen de moeder, die in persoon procedeert. De zaak betreft de gezagsuitoefening, de hoofdverblijfplaats en de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De procedure is voortgevloeid uit eerdere beslissingen, waaronder een beschikking van 9 oktober 2018, en is verder onderbouwd door rapporten van de Voogdijraad.
De rechter overweegt dat, op basis van artikel 1:253n BW, gezamenlijk gezag kan worden beëindigd indien de omstandigheden zijn gewijzigd. De Voogdijraad heeft in zijn rapport van 22 januari 2019 geconcludeerd dat beide ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren over de minderjarige en dat het in het belang van het kind is dat zij gezamenlijk gezag behouden. De ouders hebben ter zitting verklaard dat zij zich kunnen verenigen met dit advies.
Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, concludeert de Voogdijraad dat er geen bezwaren zijn tegen de woonomstandigheden van beide ouders. De rechter oordeelt dat het welzijn van de minderjarige niet in gevaar komt bij de moeder, en wijst het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats te wijzigen af. De omgangsregeling wordt vastgesteld op basis van het rapport van de Voogdijraad, waarbij beide ouders betrokken zijn bij het leven van de minderjarige. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.