ECLI:NL:OGEAA:2019:275

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AUA201801714
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag, hoofdverblijf en omgang in een gezagskwestie tussen ouders van een minderjarige

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 14 mei 2019, wordt een verzoek behandeld van de vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, tegen de moeder, die in persoon procedeert. De zaak betreft de gezagsuitoefening, de hoofdverblijfplaats en de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De procedure is voortgevloeid uit eerdere beslissingen, waaronder een beschikking van 9 oktober 2018, en is verder onderbouwd door rapporten van de Voogdijraad.

De rechter overweegt dat, op basis van artikel 1:253n BW, gezamenlijk gezag kan worden beëindigd indien de omstandigheden zijn gewijzigd. De Voogdijraad heeft in zijn rapport van 22 januari 2019 geconcludeerd dat beide ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren over de minderjarige en dat het in het belang van het kind is dat zij gezamenlijk gezag behouden. De ouders hebben ter zitting verklaard dat zij zich kunnen verenigen met dit advies.

Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, concludeert de Voogdijraad dat er geen bezwaren zijn tegen de woonomstandigheden van beide ouders. De rechter oordeelt dat het welzijn van de minderjarige niet in gevaar komt bij de moeder, en wijst het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats te wijzigen af. De omgangsregeling wordt vastgesteld op basis van het rapport van de Voogdijraad, waarbij beide ouders betrokken zijn bij het leven van de minderjarige. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 14 mei 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201801714
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[Naam Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbende:
[Naam Belanghebbende], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Voor het eerdere verloop van de procedure en het verzoek wordt verwezen naar hetgeen daaromtrent is overwogen in de beschikking van 9 oktober 2018. Het verdere verloopt blijkt uit:
- de akte aanvulling petitum d.d. 30 oktober 2018;
  • het rapport van de voogdijraad van 22 januari 2019;
  • de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 2 april 2019, waaruit blijkt dat vader is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw [naam voogdijraad medewerkster].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Zoals het Gerecht reeds in haar tussenbeschikking van 9 oktober 2018 heeft overwogen, kan de ingevolge artikel 1:253n BW, op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. Alsdan bepaalt de rechter aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.
2.2
Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarigen aangaan. De Voogdijraad acht het in het belang van de minderjarige dat ouders het gezag gezamenlijk behouden. Ter zitting hebben de ouders verklaard dat zij zich te deze verenigen met het advies van de Voogdijraad. Het gerecht acht de ouders in staat om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. In het belang van de minderjarige zal het gerecht daarom het gezamenlijk gezag over de minderjarige handhaven.
Hoofdverblijfplaats
2.3
Ter beantwoording ligt voor de vraag bij wie van de ouders, de vader of de moeder, de gewone verblijfplaats van de minderjarige zal zijn.
2.4
Het rapport van de Voogdijraad van 22 januari 2019 vermeldt onder meer het volgende. Uit het onderzoek is gebleken dat de woning van zowel de moeder als van de vader in orde is en dat de ontwikkeling van de minderjarige geen gevaar dreigt te lopen indien moeder het hoofdverblijf behoudt. Nu de ontwikkeling van de minderjarige geen gevaar dreigt te lopen indien zij haar hoofdverblijf bij de moeder heeft, zijn er volgens de Voogdijraad geen gronden aanwezig om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen. Om die reden adviseert de Voogdijraad om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te handhaven.
2.5
Het gerecht overweegt als volgt. Uit het rapport van de Voogdrijraad blijkt ten aanzien van het hoofdverblijf van de minderjarige niet van enig bezwaar tegen een van de ouders of tegen hun woonomstandigheden. Beide ouders en hun woonomstandigheden blijken gelijkelijk geschikt te zijn. Gelet op het rapport van de Voogdijraad, hetgeen ter zitting is besproken en de omstandigheid dat het welbevinden en welzijn van de minderjarige geen gevaar dreigt te lopen bij de moeder, ziet het gerecht geen aanleiding om verandering in de hoofdverblijfplaats van de minderjarige aan te brengen. Dit onderdeel van het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen.
Omgang
2.6
Ingevolge artikel 1:377h BWA kan de rechter, in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening, een regeling vaststellen inzake de omgang tussen het kind en de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft.
2.7
Uit het onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat (1) beide ouders betrokken zijn bij het leven van de minderjarige, (2) beide ouders begripvol zijn en (3) dat zij beide de minderjarige voldoende aandacht geven. De Voogdijraad heeft in zijn rapport een omgangsregeling voorgesteld. Partijen hebben ter zitting geen bezwaar geuit tegen die regeling.
2.8
Gelet op het voorgaande, hetgeen ter zitting is besproken en nu overigens is gebleken dat de door de Voogdijraad voorgestelde omgangsregeling in het belang van de minderjarige is, zal het gerecht de omgangsregeling tussen de ouders en de minderjarige vaststellen zoals hierna vermeld.
2.9
Gelet op de aard van de procedure, zullen de kosten worden gecompenseerd.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de ouders en de minderjarige [naam belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2009 in Aruba als volgt:
  • maandag tot en met vrijdagochtend bij moeder, waarbij moeder de minderjarige op school afzet, met dien verstande dat de minderjarige bij de vader verblijft indien moeder op één van deze dagen in de nachturen moet werken;
  • vrijdag na 15:30 uur tot maandag ochtend bij de vader, waarbij de vader de minderjarige op maandag op school afzet;
  • feestdagen en vakanties zullen de ouders onderling met elkaar afspreken,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, ter zitting van 14 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.