In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de moeder een verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man, met veroordeling van de man in de proceskosten. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 februari 2019 werd ingediend. De man is niet verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De minderjarige, geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de man, is vertegenwoordigd door de Voogdijraad, die als bijzondere curator optreedt. De moeder heeft een rapport overgelegd van een DNA-onderzoek waaruit blijkt dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is. Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder niet ontvankelijk is in haar verzoek, omdat dit niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. Echter, het verzoek van de bijzondere curator om de ontkenning van het vaderschap te erkennen, is wel ontvankelijk. Het gerecht heeft geoordeeld dat het DNA-onderzoek voldoende bewijs levert dat de man niet de biologische vader is. De beslissing houdt in dat de Voogdijraad als bijzondere curator wordt benoemd en dat de ontkenning van het vaderschap gegrond wordt verklaard. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 14 mei 2019 door rechter J.J. Verhoeven.