In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 14 mei 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de opheffing van de curatele van een belanghebbende. De verzoekster, die als curatrice was benoemd na de ondercuratelestelling van de belanghebbende in 2012, heeft op 6 februari 2019 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van de curatele. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2019 was de verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. drs. P.G. Dowers-Alders, en de belanghebbende was ook in persoon aanwezig.
De feiten van de zaak tonen aan dat de ondercuratelestelling van de belanghebbende in 2012 was uitgesproken vanwege haar onvermogen om haar belangen te behartigen na het overlijden van haar vader. De verzoekster heeft nu aangevoerd dat de omstandigheden die tot de curatele hebben geleid niet meer aanwezig zijn. Dit is bevestigd door verklaringen van de belanghebbende en een psychiater, die hebben aangegeven dat de curanda in staat is haar wil te bepalen zonder ondercuratelestelling.
Het gerecht heeft op basis van artikel 1:389 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het verzoek tot opheffing van de curatele toewijsbaar is. Tevens is aan de verzoekster toestemming verleend om kosteloos te procederen, gezien het overgelegde bewijs van onvermogen. De beschikking bepaalt dat de uitspraak binnen 10 dagen na tenuitvoerlegging in de Landscourant van Aruba en in de dagbladen “DIARIO” en “BON DIA ARUBA” moet worden geplaatst.