ECLI:NL:OGEAA:2019:298

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
AUA201802639
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en omgangsregeling in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van twee minderjarigen door de man, die zich als verzoeker heeft gepresenteerd. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, heeft aangevoerd dat hij pas na het ontvangen van de resultaten van een DNA-onderzoek op 18 juli 2018 heeft ontdekt dat hij niet de biologische vader is van de minderjarigen. De moeder, die in persoon procedeerde, heeft deze stelling niet gemotiveerd betwist. Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning binnen de wettelijke termijn is ingediend en dat er sprake is van dwaling, aangezien de man ten tijde van de erkenning in de veronderstelling verkeerde de biologische vader te zijn.

De bijzondere curator heeft verzocht om het verzoek af te wijzen, maar het gerecht oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen is om de biologische werkelijkheid te erkennen. Het verzoek tot vernietiging van de erkenning is daarom toewijsbaar. Daarnaast heeft het gerecht een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarigen, waarbij de man recht heeft op omgang elke woensdag van 14:00 tot 17:00 uur. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 21 mei 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201802639
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[minderjarige sub 1],
[minderjarige sub 2],
de minderjarigen,
DE VOOGDIJRAAD,de bijzondere curator.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 13 november 2018, waarbij de bijzondere curator in de gelegenheid is gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad van 26 februari 2019;
- de griffiersaantekeningen van de behandeling ter zitting van 9 april 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de man bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder in persoon en namens de Voogdijraad mevrouw [vertegenwoordiger].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Vernietiging erkenning

2.1
Ingevolge artikel 1:205 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij het gerecht worden ingediend door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling of bedrog daartoe is bewogen.
Ingevolge het derde lid wordt het verzoek in geval van bedrog of dwaling, door de erkenner niet later ingediend dan binnen een jaar nadat de verzoeker het bedrog of dwaling heeft ontdekt.
2.2
De man heeft aangevoerd dat hij pas na ontvangst van de resultaten van het DNA-onderzoek d.d. 18 juli 2018 er achter is gekomen dat hij niet de biologische vader is van de minderjarigen. De moeder heeft deze stelling niet, althans niet gemotiveerd betwist. Het verzoek is, gelet op vorenstaande, binnen de wettelijke termijn ingediend, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
2.3
Naar het oordeel van het gerecht is voldoende komen vast te staan dat in casu sprake is geweest van dwaling als bedoeld in voornoemd artikel. Vaststaat dat de man niet de biologische vader is van de minderjarigen. De man heeft aangevoerd dat hij ten tijde van de erkenning gedwaald heeft en in de veronderstelling was dat hij de biologische vader was van de minderjarigen. De moeder heeft deze stelling van de man niet, althans niet gemotiveerd betwist. De moeder heeft ter terzitting erkend dat zij nooit aan de man heeft verteld dat hij niet de biologische vader is van de minderjarigen.
2.4
De enige in de wet genoemde rechtsgrond voor vernietiging van een erkenning is het feit dat de verzoeker niet de biologische vader is van het kind. Nu de man niet de biologische vader is van de minderjarigen, is aan dit vereiste voldaan.
2.5
De bijzondere curator heeft verzocht om het verzoek af te wijzen, nu toewijzing thans niet in het belang is van de minderjarigen.
2.6
Het maken van een belangenafweging, zoals op grond van artikel 1:204 lid 3 BW in het kader van de vervangende toestemming tot erkenning dient te worden gemaakt, is in de onderhavige zaak naar het oordeel van het gerecht niet aan de orde, ook niet naar analogie. Reeds daarom zal het gerecht voorbijgaan aan het verweer van de bijzondere curator (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2017:3655). Het gerecht merkt - tegen die achtergrond ten overvloede - op dat, zelfs als er plaats zou zijn voor een dergelijke belangenafweging, het niet in het belang van de minderjarigen wordt geacht om een situatie in stand te houden waarbij de biologische werkelijkheid niet in overeestemming wordt gebracht met de feitelijke werkelijkheid.
2.7
Het verzoek tot vernietiging van de erkenning is, gelet op het vorenstaande, toewijsbaar.
Omgang
2.8
Ingevolge artikel 1:377f BW kan de rechter op verzoek een omgangsregeling vaststellen tussen het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, tenzij het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
2.9
Vaststaat dat in casu sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en de minderjarigen. De minderjarigen en de man hebben recht op omgang met elkaar. Een goede omgang tussen hen is in het belang van de minderjarigen. Het Gerecht acht de zijdens de man voorgestelde omgangsregeling thans in het belang van de minderjarigen en verwacht dat partijen zich zullen inzetten zodat de omgangsregeling soepel zal verlopen. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen.
2.1
Het staat partijen vrij onderling afwijkende afspraken te maken over de omgangsregeling en behoren dat in sommige gevallen zelfs te doen.
2.11
Gelet op de aard van de procedure, zullen de kosten worden gecompenseerd.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
vernietigt de erkenning door [verzoeker] van de minderjarigen [minderjarige sub 1], geboren op [geboortedatum] 2007 in Aruba en [minderjarige sub 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba, uit [verweerster],
bepaalt de omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen als volgt:
elke woensdag vanaf 14:00 uur tot 17:00 uur,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 21 mei 2019 door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.