ECLI:NL:OGEAA:2019:312

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
LTU 13/2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van een Haïtiaanse verzoeker

Op 15 mei 2019 heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vreemdelingenbewaring van een Haïtiaanse verzoeker. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had op 17 februari 2019 de inbewaringstelling van de verzoeker bevolen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is. De verzoeker heeft op 6 mei 2019 een verzoekschrift ingediend om de bewaring op te heffen, wat ter zitting op 15 mei 2019 is behandeld. De verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Z.T.M. Arends-Marchena, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman.

De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling gekeken naar de belangen van de betrokken partijen en de omstandigheden van de zaak. Hij heeft vastgesteld dat de verzoeker illegaal op het eiland verblijft en dat zijn eigen gedrag heeft bijgedragen aan de verlenging van de bewaring. De verzoeker heeft geweigerd zijn paspoort over te handigen, wat zijn uitzetting bemoeilijkt. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd om de uitzetting te bewerkstelligen, maar dat de verzoeker niet meewerkt aan het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten.

Daarnaast heeft de verzoeker aangevoerd dat hij kwetsbaar is vanwege zijn ziekte en dat hem geen medische hulp is geboden. De rechter-commissaris heeft echter vastgesteld dat de verzoeker in detentie medische zorg heeft ontvangen, waaronder insuline, en dat er geen reden is om aan te nemen dat het voortduren van de vreemdelingenbewaring onrechtmatig is. De rechter-commissaris heeft het verzoek om opheffing van de vreemdelingenbewaring afgewezen, en de beschikking is gegeven in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 15 mei 2019
LTU 13/2019

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL VAN DE MONDELINGE BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[ Verzoeker ],

van Haitiaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. Z.T.M. Arends- Marchena,

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 17 februari 2019, heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat deze vrijheidsontneming rechtmatig is.
Op 6 mei 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 mei 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L. Geerman (DWJZ).
De uitspraak is terstond gedaan.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.

BEOORDELING

1. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
2.1
Het verzoek om vreemdelingenbewaring op te heffen wijs de rechter-commissaris af. Verweerder heeft al eerder geconstateerd dat verzoeker illegaal op het eiland is, reden waarom verzoeker in bewaring is gesteld Dat verzoeker na drie maanden nog steeds in bewaring is, is te wijten aan zijn eigen gedrag. De rechter-commissaris wijst daartoe op het volgende.
2.2.
Verzoeker heeft ter zitting opgemerkt dat hij zijn paspoort niet heeft overhandigd omdat hij niet uitgezet wilt worden. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker verplicht is mee te werken aan zijn uitzetting. Als verzoeker niet aan zijn verplichtingen voldoet, dan heeft verweerder het recht om verzoeker langer in bewaring te houden. Verweerder dient de gelegenheid te krijgen alternatieven te onderzoeken om de benodigde reisdocumenten te verkrijgen. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat gepoogd is bij het consulaat een reisdocument voor verzoeker aan te vragen maar dat daarvoor de medewerking van verzoeker nodig is. Verzoeker heeft geweigerd mee te werken. De rechter-commissaris heeft, gelet op het voorgaande, geen reden om aan te nemen dat verweerder, gelet wat op zitting is besproken, niet voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van verzoeker.
3. Verzoeker heeft naar voren gebracht dat hij kwetsbaar is omdat hij ziek is en dat hem geen medische hulp is geboden. Desgevraagd heeft verzoeker ter zitting medegedeeld dat hij in detentie wel is bezocht door een arts maar dat de arts verzoeker zou hebben beledigd. Verzoeker heeft bevestigd dat aan hem medicatie, insuline, is verstrekt. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker aanvoert met betrekking tot zijn medische situatie, geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de vreemdelingenbewaring onrechtmatig is.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers, rechter-commissaris, op 15 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.