ECLI:NL:OGEAA:2019:333

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
AUA201801091
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering en doorbelaste kosten uit huurovereenkomst

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap Romar Enterprises N.V. tegen het Land Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 mei 2019 uitspraak gedaan. Romar vorderde een bedrag van Afl. 131.912,71 van het Land, dat betrekking heeft op doorbelaste kosten voor water, elektriciteit en beveiliging van een bedrijfspand, alsook kosten voor de afvoer van bedrijfsafval. De vordering was gebaseerd op een huurovereenkomst tussen partijen, waarin was vastgelegd dat het Land verantwoordelijk was voor deze kosten.

Het procesverloop omvatte verschillende akten en conclusies van beide partijen, waarbij Romar haar vordering had verminderd. Het Land voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering. Het Gerecht beoordeelde de stellingen van beide partijen en kwam tot de conclusie dat het Land de door Romar gevorderde bedragen niet had betwist, waardoor deze vaststonden. Het Gerecht oordeelde dat het Land Afl. 129.030,71 verschuldigd was voor water- en elektriciteitskosten, Afl. 1.018,98 voor bedrijfsafvalkosten en Afl. 1.863,-- voor beveiligingskosten.

De uitspraak van het Gerecht hield in dat het Land werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 mei 2018, en dat het Land ook in de proceskosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 29 mei 2019
Behorend bij A.R. no. AUA201801091
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ROMAR ENTERPRISES N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Romar,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de door Romar op 29 augustus 2018 genomen akte houdende een vermindering van eis;
-de door Romar op 26 september 2018 genomen nadere akte houdende een verdere vermindering van eis;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek;
-de tegen het Land verleende akte van niet dienen van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Romar verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
-het Land veroordeelt om aan Romar te betalen Afl. 131.912,71, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 14 mei 2018 tot aan de algehele voldoening;
-het Land veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Het Land voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verminderde vordering van Romar.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Romar heeft het door haar in hoofdsom gevorderde bedrag als volgt gespecificeerd: Afl. 129.030,71 aan kosten voor utiliteiten; Afl. 1.018,98 aan (Serlimar) kosten voor de afvoer van bedrijfsafval; Afl. 1.863,-- aan kosten voor het alarmsysteem van het door het Land van Romar gehuurde bedrijfspand (hierna: het bedrijfspand).
3.2.1
Bij gelegenheid van repliek heeft Romar het volgende gesteld. Overeenkomstig de tussen partijen gesloten huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) heeft Romar het bedrijfspand op eigen naam van Romar laten aansluiten op het water- en elektriciteitsnet. Artikel 9 van de huurovereenkomst bepaalt dat de kosten van verbruik van water en elektra voor rekening van het Land komen. Vanaf aanvang van de huur tot en met december 2016 heeft het Land de kosten van verbruik van water en elektra, die door Romar aan het Land werden doorbelast, ook altijd betaald aan Romar. Sinds januari 2017 betaalt het Land niet langer de kosten van verbruik van water en elektra die door Romar aan het Land zijn doorbelast. Het Land heeft de water- en elektra aansluitingen van het bedrijfspand nimmer op eigen naam laten stellen, en het Land heeft evenmin het verbruik van water en elektra rechtstreeks betaald aan de leveranciers daarvan. Gerekend vanaf januari 2017 heeft het Land in totaal Afl. 129.030,71 aan water en elektra verbruikt, welk bedrag door Romar is doorbelast aan het Land en onbetaald is gebleven.
3.2.2
Het Land heeft voormelde stellingen van Romar niet althans niet nader bestreden, waardoor ze vast komen te staan. Uit die feitelijkheden vloeit voort dat het Land Afl. 129.030,71 opeisbaar verschuldigd is aan Romar ter zake van verbruik van water en elektra. De vordering van Romar op dit onderdeel zal worden toegewezen.
3.3.1
Bij gelegenheid van repliek heeft Romar verder gesteld dat redelijke uitleg van het vierde lid van artikel 4 van de huurovereenkomst met zich brengt dat de kosten van afvoer van bedrijfsafval bij of vanuit het bedrijfspand moeten worden gedragen door het Land. Romar stelt in dit verband verder dat het Land die kosten tot 31 december 2016 ook altijd heeft betaald. De bedrijfsafvalkosten vanaf januari 2017 tot en met juni 2018 ad in totaal Afl. 1.018,98 heeft Romar voorgeschoten, en doorbelast aan het Land. Het Land heeft die kostenpost onbetaald gelaten.
3.3.2
Het Land heeft ook voormelde stellingen van Romar niet althans niet nader bestreden, waardoor ze eveneens vast komen te staan. Uit die feitelijkheden vloeit voort dat het Land Afl. 1.018,98 opeisbaar verschuldigd is aan Romar ter zake van bedrijfsafvalkosten. De vordering van Romar op dit onderdeel zal eveneens worden toegewezen.
3.4.1
Tot slot heeft Romar bij gelegenheid van repliek verder gesteld dat een redelijke uitleg van de huuroverkomst met zich brengt dat de kosten van beveiliging (in de zin van een alarmsysteem) van het bedrijfspand (en de zich daarin bevindende eigendommen van het Land) door het Land moeten worden gedragen, en dat die door Romar aan het Land doorbelaste kosten ook altijd zijn betaald door het Land tot en met december 2016. De daarna door Romar aan het Land doorbelaste kosten voor beveiliging, ad in totaal Afl. 1.863,--, heeft het Land onbetaald gelaten.
3.4.2
Het Land heeft ook die stellingen van Romar niet althans niet nader bestreden, waardoor ze eveneens vast komen te staan. Uit die feitelijkheden vloeit voort dat het Land Afl. 1.863,-- opeisbaar verschuldigd is aan Romar ter zake van beveiligingskosten. De vordering van Romar op dit onderdeel zal ook worden toegewezen.
3.5
De slotsom luidt dat het in hoofdsom door Romar gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
3.6
Het Land heeft de nevenvordering van Romar ter zake van wettelijke rente niet bestreden. Die vordering zal daarom worden toegewezen als na te melden.
3.7
Het Land zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Romar, tot aan deze uitspraak begroot op (196,37 + 4.050,-- =) Afl. 4.246.37 aan verschotten en Afl. 6.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 8).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt het Land om aan Romar te betalen Afl. 131.912,71, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 14 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.246.37 aan verschotten en
Afl. 6.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.