ECLI:NL:OGEAA:2019:338

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
AUA201801781
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke vordering tot betaling op basis van een overeenkomst van opdracht tussen twee vennootschappen

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de naamloze vennootschap INARCH (INTERIOR & ARCHITECTURAL DESIGN) N.V. betaling van een factuur van Afl. 8.867,88 van de naamloze vennootschap QUICK ELECTRICAL COMPANY N.V. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die volgens Inarch tot stand is gekomen, terwijl Quick betwist dat er een dergelijke overeenkomst bestaat. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 juni 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift en conclusies van repliek en dupliek. De rechter heeft vastgesteld dat Inarch op 26 oktober 2016 een factuur heeft gestuurd voor diensten die zij heeft verricht, en dat Quick in een brief van 3 april 2018 de verschuldigdheid van het bedrag erkent, maar stelt dat er geen overeenkomst van opdracht is. De rechter oordeelt dat Quick onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer en dat Inarch gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de erkenning van de schuld door Quick. Het Gerecht heeft de vordering van Inarch toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, en Quick in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 29 mei 2019 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 29 mei 2019
Behorend bij B.B. nr. AUA201801781
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
INARCH (INTERIOR & ARCHITECTURAL DESIGN) N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Inarch,
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis (tevens bewindvoerder in de op 7 augustus 2018 door dit Gerecht aan Inarch verleende voorlopige surseance van betaling, alsmede bewindvoerder in de op 7 november 2018 door dit Gerecht aan Inarch verleende definitieve surseance van betaling),
tegen:
de naamloze vennootschap
QUICK ELECTRICAL COMPANY N.V.,
h.o.d.n.
QUICK ELECTRICAL SERVICE & AIRCONDITIONING,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Quick,
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 22 juni 2018;
- het verweerschrift, met producties;
- de conclusie van repliek, met één productie;
- de op 10 april 2019 door Quick genomen conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Inarch vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
-Quick veroordeelt om aan Inarch te betalen Afl. 8.867,88, te vermeerderen met (1) 18% aan jaarlijkse rente, (2) 15% aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en (3) Afl. 36,23 aan koerierskosten;
subsidiair:
-Quick veroordeelt om aan Inarch te betalen Afl. 8.867,88, te vermeerderen met (1) 18% aan jaarlijkse rente, (2) 15% aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en (3) Afl. 36,23 aan koerierskosten, ten titel van verrekening te verminderen met Afl. 1.668,93 aan “
huurschuld van Janzen”;
-te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
primair en subsidiair:
-Quick veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Quick voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Inarch verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat dat Inarch op 26 oktober 2016 een factuur heeft gestuurd aan Quick voor een totaalbedrag van Afl. 8.867,88 ter zake van door Inarch vervaardigde voorlopige (bouw)tekeningen gedateerd 16 maart 2016, 30 mei 2016 en 18 juli 2016 (hierna: de factuur). De in het licht daarvan aan Inarch gerichte brief van Quick van 3 april 2018 vermeldt onder meer:

(…) Inarch, send us an invoice on the 26th of October 2016 with charges we did not agree with. In our opinion the price was way to high for the amount of work that was delivered.
However, after having asked for a lower price and going back en forth, we accepted the charges and send out a check on December 17th 2017 minus the outstanding balance which [Inarch] had with our company. This check was not accepted and was returned to us.
(…).”.
3.2
Inarch stelt als grondslag voor haar vordering dat zij krachtens een tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht de in de factuur vermelde diensten heeft verricht voor Quick. Quick stelt in dat verband dat er tussen partijen geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, waardoor op haar geen contractuele betalingsverplichting rust jegens Inarch. Dat door Inarch bestreden verweer mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende onderbouwing of grondslag tegen de achtergrond van het hiervoor geciteerde deel uit de aan Inarch gerichte brief van Quick. Uit die ongeclausuleerde [1] brief blijkt onmiskenbaar dat Quick de verschuldigdheid van het aan haar door Inarch gefactureerde bedrag erkend, en ook (onder verrekening van een niet door Inarch geaccepteerd bedrag) wil betalen aan Inarch. Zonder nadere uitleg - die zijdens Quick ontbreekt - valt in dat verband niet in te zien dat er geen overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand is gekomen krachtens welke Inarch bedoelde diensten heeft verricht voor Quick. Daar komt bij dat Inarch op grond van voormeld schrijven van Quick er in elk geval gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij haar diensten voor Quick heeft verricht krachtens een daartoe tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht.
3.3
Vorenstaande brengt mee dat de (primaire) vordering van Inarch zal worden toegewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andersluidend oordeel kunnen dragen. Met name kan het betoog van Quick, dat Inarch aan haar hiervoor besproken schrijven geen erkenning kan ontlenen omdat zij de brief als niet of onvoldoende juridisch onderlegde heeft geschreven, haar niet baten. Quick neemt immers net als Inarch als professional deel aan het handelsverkeer in Aruba, en kan zich als zodanig ter zake van haar handelen binnen dat verkeer niet verschuilen achter het beweerdelijk juridisch niet onderlegd zijn. In dat verband komt en blijft die beweerdelijke omstandigheid voor rekening en risico van Quick.
3.4
De nevenvorderingen zullen, als zijnde niet of onvoldoende bestreden, worden toegewezen als na te melden. De door Inarch gevorderde koerierskosten zijn begrepen in de forfaitair toe te wijzen vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte (1,5 punt, tarief 3).
3.5
Quick zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Inarch, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 3).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt Quick om aan Inarch te betalen Afl. 8.867,88, te vermeerderen met (1) 18% aan jaarlijkse rente gerekend vanaf 22 juni 2018 tot aan de algehele voldoening, en (2) Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt Quick in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Inarch, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.In de brief is geen clausule, voorbehoud of voorwaarde neergelegd in de zin van ‘Quick betaalt weliswaar maar doet dat geheel onverplicht’.