ECLI:NL:OGEAA:2019:341

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
AUA201900531
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter in zaken betreffende gezag over minderjarigen met verblijf buiten Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 juni 2019 uitspraak gedaan op het verzoek van Fundacion Guia Mi en de moeder van de minderjarige. De moeder, die in Nederland woont, verzocht om ontslag van Fundacion Guia Mi uit de voogdij en om zelf belast te worden met het gezag over haar minderjarige zoon. De minderjarige was geboren in Aruba, maar woonde inmiddels met zijn moeder in Nederland. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 februari 2019 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 april 2019.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige en zijn moeder niet langer in Aruba wonen, wat de rechtsmacht van het gerecht in deze zaak in twijfel trekt. Volgens artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba heeft de rechter geen rechtsmacht als het verzoek onvoldoende aanknoping heeft met de rechtssfeer van Aruba. De gewone verblijfplaats van de minderjarige, die nu in Nederland is, is bepalend voor de rechtsmacht. Het gerecht heeft geconcludeerd dat er geen uitzonderingssituaties zijn die de rechtsmacht van de Arubaanse rechter zouden rechtvaardigen. Het belang van het kind is hierbij ook in overweging genomen, waarbij het gerecht oordeelt dat de bevoegdheid moet “meeverhuizen” naar de bevoegde Nederlandse rechter.

Uiteindelijk heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek, waarmee de moeder en Fundacion Guia Mi naar de Nederlandse rechter moeten stappen voor verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

Beschikking van 4 juni 2019
behorend bij E.J. AUA201900531
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van

1.FUNDACION GUIA MI,

gevestigd in Aruba,
2.[naam moeder],de moeder,
wonende in Nederland,
VERZOEKS,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.
Belanghebbende:
[naam minderjarige],de minderjarige,
wonende in Nederland,

1.DE PROCEDURE

Het verloop de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 20 februari 2019;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 23 april 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de verzoeker sub 1 bij mevrouw M. Tromp-van der Biezen bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [geboortedatum] in Aruba geboren [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). De moeder is op [geboortedatum] in de Dominicaanse Republiek geboren en was minderjarig bij de geboorte van haar zoon. De minderjarige is niet erkend.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 1 november 2016 (EJ 2487/16) is, gelet op de minderjarigheid van de moeder, aan de Fundacion Guia Mi de voogdij over de minderjarige opgedragen.
2.3
De moeder en de minderjarige zijn op 7 december 2018 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Aruba en met toestemming van Fundacion Guia Mi naar Nederland vertrokken om aldaar te gaan wonen. De minderjarige woont sindsdien met de moeder in Nederland.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe om Fundacion Guia Mi te ontslaan uit de voogdij en de moeder te belasten met het gezag over de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

Rechtsmacht

4.1
Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige inmiddels – en nog voordat het verzoek is ingediend – niet meer in Aruba woont, is allereerst aan de orde de vraag of het gerecht rechtsmacht heeft in deze zaak.
4.2
Art. 429ba Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba (Rv) bepaalt in dat verband dat aan de rechter geen rechtsmacht toekomt, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba heeft. Van de relevante aanknopingspunten in zaken betreffende het gezag over minderjarigen moet het zwaarste - en doorgaans doorslaggevend - gewicht worden toegekend aan de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, zijnde het uitgangspunt in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (en ook in de opvolger daarvan, het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
4.3
De minderjarige en de moeder wonen inmiddels in Nederland. Ligt de gewone verblijfplaats van het kind, zoals in casu, buiten Aruba, dan komt de Arubaanse rechter geen rechtsmacht toe. Uitzonderingssituaties zijn in zeer bijzondere omstandigheden denkbaar, maar het bestaan van dergelijke omstandigheden is hier niet gebleken.
Bepalend is ook hier het belang van het kind. Het gerecht acht het in dit geval in het belang van de minderjarige dat de bevoegdheid “meeverhuist” naar de bevoegde Nederlandse rechter.
4.4
Het voorgaande betekent dat het gerecht in deze zaak geen rechtsmacht heeft.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek.
Aldus gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van 4 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.