In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 juni 2019 uitspraak gedaan op het verzoek van Fundacion Guia Mi en de moeder van de minderjarige. De moeder, die in Nederland woont, verzocht om ontslag van Fundacion Guia Mi uit de voogdij en om zelf belast te worden met het gezag over haar minderjarige zoon. De minderjarige was geboren in Aruba, maar woonde inmiddels met zijn moeder in Nederland. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 februari 2019 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 april 2019.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige en zijn moeder niet langer in Aruba wonen, wat de rechtsmacht van het gerecht in deze zaak in twijfel trekt. Volgens artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba heeft de rechter geen rechtsmacht als het verzoek onvoldoende aanknoping heeft met de rechtssfeer van Aruba. De gewone verblijfplaats van de minderjarige, die nu in Nederland is, is bepalend voor de rechtsmacht. Het gerecht heeft geconcludeerd dat er geen uitzonderingssituaties zijn die de rechtsmacht van de Arubaanse rechter zouden rechtvaardigen. Het belang van het kind is hierbij ook in overweging genomen, waarbij het gerecht oordeelt dat de bevoegdheid moet “meeverhuizen” naar de bevoegde Nederlandse rechter.
Uiteindelijk heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek, waarmee de moeder en Fundacion Guia Mi naar de Nederlandse rechter moeten stappen voor verdere behandeling van de zaak.