ECLI:NL:OGEAA:2019:349

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803049
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over doorbetaling van loon en wedertewerkstelling na beëindiging van dienstverband

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek ingediend tegen Pro Care Services N.V., vertegenwoordigd door mr. M.B. Boyce. De procedure betreft een geschil over de doorbetaling van loon en de wedertewerkstelling van verzoekster, die sinds november 2017 geen salaris meer heeft ontvangen. Verzoekster stelt dat zij recht heeft op haar loon tot het moment dat haar dienstverband rechtsgeldig is beëindigd, terwijl Pro Care betwist dat zij nog loon verschuldigd is, stellende dat verzoekster ontslag heeft genomen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Verzoekster heeft verzocht om Pro Care te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, wedertewerkstelling en vergoeding van proceskosten. Pro Care heeft verweer gevoerd en verzocht om afwijzing van de vorderingen van verzoekster.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat Pro Care vanaf november 2017 geen loon meer heeft betaald en dat er geen bewijs is geleverd dat verzoekster op enig moment ontslagen is. Het Gerecht oordeelt dat verzoekster recht heeft op haar loon en dat Pro Care verplicht is om haar weer tewerk te stellen. De wettelijke verhoging van het loon wordt gematigd vastgesteld op maximaal 15%. Pro Care wordt veroordeeld in de proceskosten en er wordt verlof tot kosteloos procederen verleend aan verzoekster. De beschikking is gegeven op 11 juni 2019 door mr. A.H.M. van de Leur en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Beschikking van 11 juni 2019
Behorend bij E.J. no. AUA201803049
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
PRO CARE SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Pro Care,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal plaatsvinden ter terechtzitting van dinsdag 19 maart 2019 om 10:30 uur.
1.2 [
verzoekster] is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde. Pro Care is eveneens verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [directeur] en [aandeelhouder] (directeur van respectievelijk grootaandeelhouder in Pro Care). [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift. Pro Care heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op het repliek van [verzoekster], en dat onder overlegging van een voorgedragen pleitnota.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. Pro Care veroordeelt tot (door)betaling aan [verzoekster] van haar loon gerekend vanaf 1 november 2017 totdat haar dienstverband bij Pro Care rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
b. Pro Care beveelt om [verzoekster] binnen 10 dagen na de uitspraak van deze beschikking weer tewerk te stellen in haar reguliere functie, en bepaalt dat Pro Care ten behoeve van [verzoekster] een dwangsom verbeurt van Afl. 100,-- per dag of deel daarvan dat Pro Care dat bevel niet opvolgt;
c. Pro Care veroordeelt in de proceskosten.
2.1
Pro Care voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [verzoekster] verzochte, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. Krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [verzoekster] in april 2012 als manager in loondienst getreden van Pro Care tegen een bruto maandloon van Afl. 2.500,--. Bij schrijven van 5 april 2017 geeft Pro Care aan [verzoekster] te kennen dat zij haar werkzaamheden voor Pro Care thuis kan verrichten. Bij schrijven van 19 januari 2018 verzoekt [verzoekster] aan Pro Care haar loon over november en december 2017 te betalen. Omstreeks januari 2018 geeft Pro Care aan [verzoekster] te kennen dat Pro Care een kantoorruimte gaat huren en dat [verzoekster] haar werkzaamheden voor Pro Care vanuit die nieuwe locatie moet gaan verrichten. Op 6 februari 2018 sluit Pro Care een huurovereenkomst met betrekking tot een pand alwaar de activiteiten van Pro Care ondergebracht zullen worden. Pro Care heeft vanaf november 2017 geen salaris meer uitbetaald aan [verzoekster].
3.2
In het licht van vorenstaande stelt Pro Care dat zij geen loon aan [verzoekster] verschuldigd is omdat zij op 6 februari 2018 - de dag dus waarop Pro Care haar nieuwe kantoorruimte waar [verzoekster] haar werkzaamheden moest gaan uitvoeren in huur verkreeg - ontslag heeft genomen, welk ontslag door de voormalig directeur van Pro Care (tevens zijnde de levenspartner van [verzoekster]) [voormalig directeur] is geaccepteerd. Die bevrijdende stelling heeft [verzoekster] gemotiveerd bestreden, en staat daarom niet vast. Die stelling komt in deze procedure ook niet vast te staan, omdat Pro Care geen bewijslevering in de zin van het eerste lid van artikel 145 Rv heeft aangeboden.
3.3
Tegen de achtergrond van de vaststaande omstandigheid dat Pro Care vanaf november 2017 geen loon meer heeft betaald aan [verzoekster] en het gegeven dat gesteld noch is gebleken dat [verzoekster] op enig moment is ontslagen door Pro Care brengt vorenstaande mee dat [verzoekster] in beginsel recht heeft op het door haar bedongen loon gerekend vanaf 1 november 2017 totdat haar dienstverband bij Pro Care rechtsgeldig zal zijn beëindigd, tenzij te dezen de arbeidsrechtelijke hoofdregel inhoudende geen arbeid, geen loon van toepassing is. Dienaangaande wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat in het algemeen (dus ook in dit geval) geldt dat op een niet ontslagen werknemer, anders dan een wel ontslagen werknemer die de nietigheid inroept van het ontslag, niet de verplichting rust om naar de werkgever toe te verklaren dat hij bereid is en zich beschikbaar houdt om de bedongen werkzaamheden voort te zetten.
3.4
Pro Care beroept zich op de voormelde arbeidsrechtelijke hoofdregel. Dat beroep faalt, omdat gesteld noch is gebleken dat [verzoekster] buiten toedoen of nalaten van Pro-Care, ofwel geheel vrijelijk zelf er voor heeft gekozen om na 6 februari 2018 geen arbeid meer te verrichten voor Pro Care en anders dan eerst ter zitting bij dupliek (en daarom tardief) is gesteld noch gebleken dat Pro Care [verzoekster] op enig in de periode van 1 november 2017 tot 6 februari 2018 gelegen moment (en overigens ook niet daarna) heeft gesommeerd tot het (behoorlijk) verrichten van haar werkzaamheden. En nogmaals: op de niet ontslagen [verzoekster] rust niet de verplichting om naar Pro Care toe te verklaren dat zij bereid is en zich beschikbaar houdt om haar werkzaamheden voor Pro Care te verrichten. Het ligt naar het oordeel van het Gerecht op de weg van Pro Care om de nog steeds bij haar in loondienst zijnde [verzoekster] op te roepen of te sommeren om op haar werkplek te verschijnen en haar werkzaamheden voor Pro Care uit te voeren.
3.5
De slotsom luidt dat de vorderingen van [verzoekster] zullen worden toegewezen, met inachtneming van het volgende. De wettelijke verhoging zal ambts- en billijkheidshalve gematigd worden vastgesteld op telkens maximaal 15%. Dwangsommen zullen gemaximeerd aan Pro Care worden opgelegd, als na te melden.
3.6
Pro Care zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) griffierechten pro deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo (2 punten, tarief 5).
3.7
Uit het overgelegde door de daartoe bevoegde instantie aan [verzoekster] verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij niet in staat is de kosten van deze procedure te dragen. Aan [verzoekster] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-veroordeelt Pro Care tot (door)betaling aan [verzoekster] van haar loon gerekend vanaf 1 november 2017 totdat haar dienstverband bij Pro Care rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15%;
-beveelt Pro Care om [verzoekster] binnen 10 dagen na de uitspraak van deze beschikking weer tewerk te stellen in haar reguliere functie, en bepaalt dat Pro Care ten behoeve van [verzoekster] een dwangsom verbeurt van Afl. 100,-- per dag of deel daarvan dat Pro Care dat bevel niet opvolgt met dien verstande dat Pro Care te dezen maximaal Afl. 75.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt Pro Care in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) griffierechten pro deo en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent aan [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.