ECLI:NL:OGEAA:2019:360

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803361
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en kosteloze rechtskundige bijstand in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Volkskredietbank van Aruba een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in Aruba woont. De zaak betreft een schuldvordering van Afl. 5.572,38, vermeerderd met Afl. 557,24 aan buitengerechtelijke incassokosten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 23 januari 2019, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 8 maart 2019. Tijdens deze zitting zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De gedaagde heeft aanvankelijk verweer gevoerd en verzocht om kosteloze rechtskundige bijstand, maar heeft later zijn beroep op verjaring van de vordering ingetrokken.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis bevestigd en de vordering van de Volkskredietbank toegewezen. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, maar het verzoek om kosteloze rechtskundige bijstand is gehonoreerd, omdat de gedaagde niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand niet uitsluit in zaken betreffende geldvorderingen, wat in dit geval van toepassing is.

De uitspraak, gedaan op 19 juni 2019, houdt in dat de gedaagde moet betalen aan de Volkskredietbank en dat de kosten van de procedure voor zijn rekening komen. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Volkskredietbank direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 19 juni 2019 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R.B.B. nr. AUA201803361
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
DE VOLKSKREDIETBANK VAN ARUBA,
gevestigd in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: de Volkskredietbank,
gemachtigde: de advocaat mr. drs. T.D. Croes-Fernandes,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 23 januari 2019 wordt verwezen naar het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 8 maart 2019. De Volkskredietbank is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [naam directeur] (directeur van de Volkskredietbank). [gedaagde] is verschenen samen met zijn gemachtigde, voor wie mr. D.G. Illes heeft geoccupeerd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
De Volkskredietbank vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] beveelt om aan de Volkskredietbank te betalen Afl. 5.572,38, te vermeerderen met Afl. 557,24 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
2.2 [
gedaagde] voert verweer, en hij verzoekt verlof om kosteloos te mogen procederen.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2 [
gedaagde] heeft ter zitting zijn beroep op verjaring van de vordering van de Volkskredietbank ingetrokken. Dat brengt onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis mee dat het in hoofdsom door de Volkskredietbank zal worden toegewezen. De door de Volkskredietbank verzochte vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal eveneens worden toegewezen, nu die vordering niet is bestreden en is gebleken - en dat is met name van belang - dat de Volkskredietbank te dezen meer werkzaamheden heeft verricht dan die waarop krachtens artikel 63a Rv de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn. Hierbij wordt nog overwogen dat het te dezen door de Volkskredietbank verzochte bedrag het krachtens artikel 136 onder III forfaitair vastgestelde bedrag (in dit geval 1,5 punt van tarief 3, ad Afl. 500,-- per punt) niet overschrijdt.
3.3 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de Volkskredietbank, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 3).
3.4 [
gedaagde] heeft verzocht hem verlof te verlenen om kosteloos te mogen procederen onder overlegging van een door de daartoe bevoegde instantie aan hem verstrekt bewijs van onvermogen. De Volkskredietbank heeft zich te dien aanzien op het standpunt gesteld dat het verzochte verlof niet kan worden verleend, omdat dit volgens haar ingevolge de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand niet toelaatbaar is in zaken betreffende een geldvordering. Dit verweer wordt verworpen, omdat zonder nadere uitleg - die evenwel ontbreekt - niet valt in te zien welk rechtens te respecteren belang de Volkskredietbank heeft bij bespreking daarvan. [gedaagde] wordt immers veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van de Volkskredietbank, en [gedaagde] zal die kostenveroordeling moeten nakomen. De slotsom te dezen luidt dat, nu uit voormeld bewijs van onvermogen blijkt dat [gedaagde] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen, aan [gedaagde] verlof zal worden verleend zoals door hem verzocht.
3.5
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Anders dan de Volkskredietbank is het Gerecht van oordeel dat de Landsverordening kosteloze rechtskundige bijstand de afgifte van een kaart rechtgevende op kosteloze rechtskundige bijstand in een burgerlijke zaak als de onderhavige geenszins uitsluit.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-beveelt [gedaagde] om aan de Volkskredietbank te betalen Afl. 5.572,38, te vermeerderen met Afl. 557,24 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van de Volkskredietbank, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en
Afl. 1.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-verleent aan [gedaagde] verlof tot kosteloos procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.