ECLI:NL:OGEAA:2019:383

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
AUA201901466
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en schadevergoeding in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft eiseres, een werknemer van Global Merchandise Services N.V., een kort geding aangespannen na haar ontslag op staande voet op 31 januari 2019. Eiseres, die sinds 21 februari 2012 in dienst was, vorderde onder andere schadevergoeding en een cessantia-uitkering, stellende dat er geen dringende reden voor haar ontslag was. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2019 werd het verzoek van eiseres om kosteloos te mogen procederen en haar vorderingen besproken. Het gerecht oordeelde dat er geen dringende reden voor het ontslag was, en dat het ontslag onregelmatig was. Eiseres kreeg toestemming om kosteloos te procederen en het gerecht kende haar een voorschot toe voor de schadevergoeding van Afl. 3.422,30, een cessantia van Afl. 2.764,16 en een bedrag van Afl. 914,17 voor niet genoten vakantiedagen. Global werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 26 juni 2019 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 26 juni 2019
Behorend bij AUA201901466
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mrs. D.C.A. Crouch en Z.J.E. Paesch,
tegen:
de naamloze vennootschap
GLOBAL MERCHANDISE SERVICES N.V., h.o.d.n. Certified Cash & Carry,
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te nomen: Global,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- producties zijdens partijen;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van Global;
- de mondelinge behandeling op 24 mei 2019.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
eiseres] is op 21 februari 2012 voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Global, laatstelijk in de functie van shelfpacker, tegen een brutoloon van Afl. 1.711,15- per maand.
2.2
Op 31 januari 2019 is [eiseres] op staande voet ontslagen.
2.3
In verband met de beëindiging van het dienstverband heeft Global aan [eiseres] een beëindigingsaanbod gedaan met een vergoeding. [eiseres] heeft dit aanbod geweigerd.
2.4
Bij brief van 16 april 2019 heeft [eiseres] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft zij Global gesommeerd het achterstallig loon te voldoen en te blijven voldoen.
2.5 [
eiseres] berust inmiddels in het ontslag.

3.DE VORDERING

3.1 [
eiseres] vordert – na wijziging van eis - dat het gerecht in kort geding bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a haar toestemming verleent om kosteloos te procederen
b Global veroordeelt om bij wijze van voorschot aan haar te betalen het bedrag van Afl. 28.000,--, dan wel een ander door het gerecht te bepalen bedrag, aan schadevergoeding omdat het ontslag kennelijk onredelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2019 (haarde de datum waarop [eiseres] is ontslagen) dan wel vanaf een ander door het gerecht te bepalen datum;
c Global veroordeelt om bij wijze van voorschot aan haar te betalen het bedrag van Afl. 3.422,30 dan wel een ander door het gerecht te bepalen bedrag, uit hoofde van onregelmatig ontslag;
d Global veroordeelt om bij wijze van voorschot aan haar te betalen het bedrag van Afl. 2.764,16, dan wel een ander door het gerecht te bepalen bedrag, aan cessantia;
e Global veroordeelt om bij wijze van voorschot aan haar te betalen het bedrag van Afl. 914,17 in verband met de niet genoten vakantiedagen;
f Global veroordeelt om bij wijze van voorschot te betalen een bedrag dat gelijk is aan het salaris van [eiseres] vanaf het moment dat [eiseres] is ontslagen zijnde d.d. 31 januari 2019 tot het moment dat [eiseres] een nieuwe baan heeft gevonden, in casu d.d. 13 april 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente en vertragingsrente vanaf 31 januari 2019 (zijnde de datum dat [eiseres] is ontslagen) dan wel een ander door het gerecht te bepalen datum;
g enig andere voorlopige voorziening treft die het gerecht in goede justitie geraden acht;
h Global veroordeelt in de kosten, alsmede in de nakosten van deze procedure.
3.2 [
eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op staande voet ontslagen is, terwijl er geen sprake was van een daartoe vereiste dringende reden. [eiseres], die inmiddels in het ontslag berust, stelt zich op het standpunt dat het ontslag onregelmatig en/of kennelijk onredelijk is geschied.
3.3
Global heeft verweer gevoerd, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [eiseres] toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.2
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.3
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kortgeding, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.4
Alvorens beoordeeld kan worden of het aan [eiseres] gegeven ontslag onregelmatig dan wel kennelijk onredelijk is, dient eerst de vraag beantwoord te worden of de door Global aan [eiseres] medegedeelde reden van ontslag een dringende reden in de zin van artikel 7A:1615 p van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan opleveren. Als dringende redenen worden volgens artikel 1615 o lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.5
Global heeft ter zitting toegelicht dat zij [eiseres] op staande voet heeft ontslagen omdat zij niet langer over de financiële middelen beschikt om het salaris van [eiseres] te betalen. Tijdens een vergadering op 31 januari 2019 heeft Global aan alle werknemers, waaronder [eiseres], medegedeeld dat het bedrijf financieel in een moeilijke situatie is komen te verkeren, waardoor het voor haar onmogelijk is geworden om de werknemers in dienst te houden en de salarissen door te betalen.
4.6
Het gerecht is op grond van de toelichting van Global voorshands van oordeel dat van een dringende reden voor een ontslag op staande voet geen sprake is.
4.7
Het bovenstaande brengt mee dat het op 31 januari 2019 aan [eiseres] gegeven ontslag onregelmatig is geschied. Global heeft immers geen opzegtermijn in acht genomen en is daarom jegens [eiseres] schadeplichtig. De verzochte wettelijke (gefixeerde) schadeloosstelling van Afl. 3.422,30 wegens de niet in acht genomen opzegtermijn wordt dan ook, als onbetwist, toegewezen. Het gevorderde onder f zal worden afgewezen nu er geen grond bestaat voor doorbetaling van loon na beëindiging van het dienstverband.
4.8
Een onregelmatige beëindiging van het dienstverband kan onder omstandigheden kennelijk onredelijk haar. De beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal ingevolge artikel 7A:1615s lid 2 sub b BW kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de arbeider getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden ander passend werk te vinden, de gevolgen der beëindiging voor hem te ernstig haar in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging. In dat geval kan de rechter ingevolge artikel 7A:1615s lid 1 BW aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen.
4.9
Global stelt dat zij belang heeft bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege haar slechte financiële situatie. [eiseres] betwist dit. [eiseres] stelt dat het allemaal schijn is, omdat Global, in tegenstelling tot de berichten van de directie dat de bedrijfsactiviteiten niet langer worden voortgezet, door is gegaan met haar normale bedrijfsvoering. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseres] enkele foto’s en videobeelden in het geding gebracht. Naar het oordeel van het gerecht kan hieruit weliswaar worden afgeleid dat Global operationeel is, maar anders dan [eiseres] stelt, betekent dat volgens het gerecht nog niet dat Global er financieel gezien niet slecht voor zou staan. In dit verband weegt mee dat Global onbetwist heeft gesteld dat zij met elf werknemers de afspraak heeft gemaakt om de nog liggende voorraad te verkopen, zodat zij uit de opbrengsten daarvan de aan de werknemers toekomende beëindigingsvergoedingen kan uitbetalen. Dit wijst er juist op dat het financieel niet goed gaat met Global. Bovendien is gebleken dat Global aan al haar tweeëndertig medewerkers een beëindigingsovereenkomst heeft aangeboden, en dat eenentwintig medewerkers dit aanbod hebben aanvaard. Niet valt in te zien waarom Global een dergelijk aanbod zou doen en waarom het overgrote deel van de werknemers dit aanbod zou aanvaarden, indien het financieel goed zou gaan met het bedrijf.
4.1
Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat voorshands aan het standpunt van [eiseres], dat er geen sprake is van een zodanig slechte financiële situatie bij Global dat zij belang heeft bij beëindiging van haar arbeidsovereenkomst, als gemotiveerd betwist en vervolgens door [eiseres] onvoldoende onderbouwd voorbij moet worden gegaan.
Naar het voorlopig oordeel van het gerecht kan in een dergelijk geval niet worden gezegd dat de gevolgen van het ontslag voor [eiseres] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Global bij beëindiging van het dienstverband, ook niet als rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat [eiseres] vanwege de handelwijze van Global niet voldoende tijd heeft gehad om ander passend werk te vinden. Voorshands is daarom niet aannemelijk geworden dat deze vorm van kennelijke onredelijkheid zich voordoet. De gevorderde betaling van een voorschot op de schadevergoeding ter zake van kennelijke onredelijk ontslag zal daarom worden afgewezen.
4.11
Nu er geen sprake is van een dringende reden, heeft [eiseres] recht op een cessantia-uitkering. Omdat Global het gevorderde bedrag van Afl. 2.764,16 aan cessantia niet heeft weersproken, zal het gerecht deze vordering toewijzen.
4.12
Ook het bedrag van Afl. 914,17 met betrekking tot de uitstaande vakantiedagen zal worden toegewezen, nu Global dit deel van de vordering niet heeft betwist.
4.13
Global zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Omdat het betoog van de gemachtigden van [eiseres] tevens betrekking heeft op de gelijktijdig met deze zaak behandelde zaken van nog zes andere werknemers zal het gemachtigdensalaris naar rato worden toegerekend aan deze zaak met een correctie in de zin van een bijtelling van Afl. 100,-- voor iedere individueel geldende overlegging van of onderbouwing met producties, te weten ((1.000 : 7 =) 142,85 + 100,-- =) Afl. 242,85. Aldus worden de proceskosten tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 206,38 aan explootkosten en Afl. 242,85 aan salaris voor de gemachtigde. De overige kosten, te weten Afl. 450,-- aan griffierechten, dienen aan de griffier van dit gerecht te worden voldaan.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
verleent aan [eiseres] toestemming om kosteloos te procederen;
veroordeelt Global om uit hoofde van onregelmatig ontslag aan [eiseres] bij wijze van voorschot te betalen een bedrag gelijk aan Afl. 3.422,30;
veroordeelt Global om aan [eiseres] bij wijze van voorschot te betalen een bedrag gelijk aan Afl. 2.764,16 in verband met cessantia;
veroordeelt Global om aan [eiseres] bij wijze van voorschot te betalen een bedrag gelijk aan Afl. 914,17 in verband met uitstaande vakantiedagen;
veroordeelt Global in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseres] worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierechten, Afl. 206,38 aan explootkosten en Afl. 242,85 aan salaris van de gemachtigde, alsmede in de nakosten van deze procedure. De overige kosten, te weten Afl. 450,-- aan griffierechten, dienen aan de griffier van dit gerecht te worden voldaan;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.