ECLI:NL:OGEAA:2019:389

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
1676 van 2017 / AUA201702034
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag over minderjarige in het kader van personen- en familierecht

In deze zaak heeft de vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.M. Malmberg, verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2017, samen met de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith. De procedure vond plaats in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarbij de mondelinge behandeling op 21 mei 2019 plaatsvond. De vader heeft de minderjarige erkend en verzoekt om gezamenlijk gezag, gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De moeder verzet zich tegen dit verzoek, met de stelling dat er geen goede communicatie tussen de ouders is.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de mogelijkheid van gezamenlijke gezagsuitoefening en de communicatie tussen de ouders. Uit het rapport van de Voogdijraad blijkt dat de ouders indirect met elkaar communiceren via de grootouders aan vaderszijde. De vader is bereid om direct met de moeder te communiceren, maar de moeder staat dit niet toe. De rechter concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat beide ouders in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen.

De rechter heeft ook vastgesteld dat de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige goed verloopt en dat partijen in staat zijn om onderling afspraken te maken over de omgang. Uiteindelijk heeft de rechter beslist dat de vader en de moeder gezamenlijk het gezag over de minderjarige zullen uitoefenen, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven op 2 juli 2019 door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht.

Uitspraak

Beschikking van 2 juli 2019
Behorend bij EJ nr. 1676 van 2017 / AUA201702034
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK, hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen
[naam verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige], de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzondere curator,
DE DIENST BURGERLIJKE STAND, gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 3 juli 2018.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 21 mei 2019, waarbij de vader in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder bij haar gemachtigde en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, [naam raadsonderzoeker], zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige te worden belast. De vader heeft de minderjarige inmiddels erkend.
2.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
2.3
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind van partijen bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
2.4
De gemachtigde van de moeder heeft ter zitting aangevoerd dat de moeder zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat partijen niet met elkaar kunnen communiceren.
2.5
Uit het rapport van de Voogdijraad kan worden vastgesteld dat de ouders indirect - via de grootouders vaderszijde - met elkaar communiceren over de minderjarige. De vader is bereid om direct met de moeder te communiceren, maar de moeder wilt dit niet. De grootouders vaderzijde zijn bereid om als contactpersoon te blijven fungeren. Voorts is gebleken dat de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige goed verloopt en dat beiden ouders betrokken zijn in het leven van de minderjarige.
2.6
Het gerecht is, gelet op het verhandelde ter zitting en het rapport van de Voogdijraad, van oordeel dat niet gebleken is dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders in het geval van gezamenlijk ouderlijk gezag, dan wel dat eenhoofdig gezag van de moeder anderszins noodzakelijk is in het belang van de minderjarige. Daartoe heeft de moeder haar stellingen onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Daarbij neemt het gerecht in overweging dat partijen (nu nog) indirect maar genoegzaam met elkaar communiceren. Gelet op het rapport van de Voogdijraad en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht het gerecht partijen geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders worden belast met het gezag over haar.
Omgang
2.7
Ter zitting is voorts gebleken dat de voorlopige omgangsregeling zoals bepaald bij beschikking van 3 juli 2018 door partijen is uitgebreid. De vader heeft ter zitting te kennen gegeven dat de minderjarige soms bij hem blijft overnachten.
Gebleken is dat partijen zelf onderling afspraken kunnen maken omtrent de omgang tussen de minderjarige en de vader, zodat het gerecht hierover geen beslissing zal nemen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [naam vader], voortaan gezamenlijk met de moeder, [naam moeder], het gezag over [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba, zal uitoefenen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 2 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.