ECLI:NL:OGEAA:2019:425

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
AUA201800062
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over verschuldigd bedrag tussen een naamloze vennootschap en een gedaagde

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap [Naam eiseres] een vordering ingesteld tegen [Naam gedaagde] wegens een verschuldigd bedrag. De zaak is op 12 juni 2019 behandeld, na een eerdere comparitie van partijen op 25 april 2019. Tijdens deze zitting zijn beide partijen verschenen, waarbij [eiseres] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. D.C.A. Crouch en mr. Z.J.E. Paesch. De gedaagde heeft in persoon geprocedeerd.

[Eiseres] vorderde een betaling van Afl. 669,88, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente, na een vermindering van de eis. [Gedaagde] heeft verweer gevoerd en de vordering betwist. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerdere overwegingen uit het tussenvonnis herbevestigd en vastgesteld dat [gedaagde] een deel van het verschuldigde bedrag al had betaald, maar dat er nog een openstaand bedrag resteerde.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van [eiseres] toewijsbaar is, gezien de niet-bestreden nevenvorderingen en de kosten van de procedure. [Gedaagde] is veroordeeld in de kosten van de procedure, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur op 12 juni 2019.

Uitspraak

Vonnis van 12 juni 2019
Behorend bij B.B. nr. AUA201800062
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[Naam eiseres],
gevestigd in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury,
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 27 maart 2019 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 25 april 2019. [Eiseres] is ter zitting verschenen bij mr. D.C.A. Crouch en mr. Z.J.E. Paesch, die occupeerden voor haar gemachtigde. [Gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, [Eiseres] mede aan de hand van een nadere en toegelaten productie, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiseres] vordert (na vermindering van eis met Afl. 750,--) dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen (1.419,88 minus 750,-- =) Afl. 669,88, te vermeerderen met Afl. 375,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en met 1% aan overeengekomen maandelijkse rente gerekend vanaf 20 maart 2017.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2 [
Eiseres] heeft ter zitting erkend dat [gedaagde] van het aanvankelijk aan [eiseres] verschuldigde bedrag ad. Afl. 2.419,88 niet alleen Afl. 1000,-- heeft betaald maar na indiening van het verzoekschrift ook nog Afl. 750,--, aldus in totaal Afl. 1.750,--. Verder heeft [eiseres] ter zitting gesteld dat [gedaagde] weliswaar nog Afl. 150,-- heeft betaald voor een consult, maar dat dit bedrag geen deel uitmaakt van het aan [gedaagde] in rekening gebrachte bedrag ad. Afl. 2.419,88. Die stelling heeft [gedaagde] in het licht van de door haar zelf in het geding gebrachte kwitantie met als nummer 20191, die geldt als betalingsbewijs voor een consult en waarmee [eiseres] haar stelling op dit punt heeft onderbouwd, niet of onvoldoende bestreden.
3.3
Vorenstaande brengt mede in verband met rechtsoverwegingen 2.6 en 2.7 van het tussenvonnis mee dat [gedaagde] de thans gevorderde verminderde hoofdsom opeisbaar verschuldigd is aan [eiseres]. De vordering zal daarom worden toegewezen.
3.4
De niet bestreden nevenvorderingen zullen, als zijnde onbestreden, eveneens worden toegewezen als na te melden.
3.5 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten (griffiegeld) en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigden (2 punten, tarief 2).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 669,88, te vermeerderen met
(1) Afl. 375,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en (2) met 1% aan overeengekomen maandelijkse rente gerekend vanaf 20 maart 2017 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigden;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.