In de alimentatiezaak tussen de Voogdijraad, gevestigd in Aruba, als verzoeker en de vader, wonende in Aruba, als verweerder, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 januari 2019 uitspraak gedaan. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe behoorlijk was opgeroepen. De moeder, als belanghebbende, was wel aanwezig. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 28 augustus 2018 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2018 was de Voogdijraad vertegenwoordigd door een raadsonderzoeker.
De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2009, waarvan alleen het moederschap is vastgesteld. Het verzoek van de Voogdijraad strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 320,-, ingaande 1 september 2018, ter dekking van de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vader wordt als verwekker van de minderjarige beschouwd en er wordt gesteld dat hij voldoende inkomen heeft om bij te dragen aan de onderhoudskosten.
Het gerecht heeft overwogen dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, naar draagkracht. Aangezien de vader geen verweer heeft gevoerd, heeft het gerecht de door hem te betalen bijdrage vastgesteld op Afl. 320,- per maand, met ingang van 1 oktober 2018, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek om een eerdere ingangsdatum is afgewezen, omdat de vader geacht wordt niet eerder van het verzoek op de hoogte te zijn geweest.