ECLI:NL:OGEAA:2019:504

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201800192
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning met behoud geslachtsnaam moeder

In deze zaak verzoekt de man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2017, met behoud van de geslachtsnaam van de moeder. De vrouw verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de minderjarige is verwekt na een verkrachting door de man, wat leidt tot ernstige psychische klachten bij haar. De procedure omvat verschillende mondelinge behandelingen en verklaringen van beide partijen, evenals een advies van de Voogdijraad. Het gerecht oordeelt dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de minderjarige onder geweld is verwekt en dat de psychische problemen van de vrouw niet noodzakelijkerwijs voortkomen uit de door haar gestelde verkrachting. Het belang van de minderjarige om een relatie met de vader op te bouwen, weegt zwaarder. Het gerecht verleent de man vervangende toestemming om de minderjarige te erkennen en bepaalt dat de geslachtsnaam van de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder blijft. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de verzoeken van de man tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling.

Uitspraak

Beschikking van 28 mei 2019
Behorend bij AUA201800192
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[de man],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
[de vrouw],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: advocaat mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 5 juni 2018;
- de akte uitlating van de bijzonder curator d.d. 11 december 2018;
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2019;
- de brief van 27 maart 2019 met producties van de zijde van de man;
- de brief van 29 maart 2019 met producties van de zijde van de vrouw;
- de akte uitlating rapport Voogdijraad d.d. 2 april 2019 van de zijde van de vrouw;
- de mondelinge behandeling van 2 april 2019.
1.2
De datum voor de beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Op [geboortedatum] 2017 is te Aruba geboren [de minderjarige] (hierna: de minderjarige). Moeder van de minderjarige is de vrouw, vader van de minderjarige is de man.
2.2
Ten tijde van de geboorte van de minderjarige had de vrouw de leeftijd van 19 jaar. Zij volgde op dat moment een MAVO-opleiding en woonde thuis bij haar moeder. De vrouw heeft gedurende haar jeugd weinig contact gehad met haar eigen vader.
2.3
Op 1 juni 2018 is de vrouw met spoed verwezen naar de Sectie Leven en Gezin bij de Directie Sociale Zaken. In een rapportage d.d. 12 februari 2019 heeft de behandelend psychologe van de vrouw onder meer het volgende vermeld (productie B bij de brief van 27 maart 2019 van de advocaat van de vrouw aan het gerecht):
“Bevindingen
Een 21-jarige vrouw, die hoogst waarschijnlijk getraumatiseerd is door een nare gebeurtenis uit het verleden. Ze heeft veel meegemaakt als gevolg hiervan en kampt met posttraumatische stressklachten, waaruit flasbacks, hyperalertheid en vermijdingsgedrag. (…)”

3.HET VERZOEK

3.1.
De man verzoekt dat het gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- de toestemming van de vrouw vervangt als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW, zodat de man kan overgaan tot erkenning van de minderjarige als zijn kind;
- de vrouw en de man belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarige;
- een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige vaststelt;
dit alles met de compensatie van de kosten van het geding.
3.2.
De man legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. De minderjarige is geboren uit een affectieve relatie die de man en de vrouw kortdurend met elkaar hebben gehad. De man wenst een rol te spelen in het leven van de minderjarige en heeft recht op familieleven met de minderjarige.
3.3.
De vrouw voert verweer en stelt daartoe het volgende. De minderjarige is niet geboren uit een affectieve relatie tussen de man en de vrouw, maar de minderjarige is geboren nadat de vrouw door de man was verkracht. De vrouw heeft door deze gebeurtenis ernstige psychische klachten ontwikkeld. Uit wetenschappelijke literatuur op dit punt blijkt dat vrouwen grote (naar het gerecht begrijpt: psychische) moeilijkheden ondervinden als ze besluiten om na een verkrachting hun baby te houden. Onderzoek heeft ook aangetoond dat in dat geval contact met de verkrachter schadelijk is voor de gezondheid van de vrouwen en hun kind. Toekenning van de verzoeken van de man zal dan ook een negatieve invloed hebben op de relatie van de vrouw en de minderjarige en is niet in het belang van de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

4.1
Doorslaggevend voor de beslissing op de verzoeken van de man, is de beantwoording van de vraag of de minderjarige is geboren uit een (kortdurende) affectieve relatie tussen partijen dan wel dat de minderjarige onder geweld is verwekt, waardoor de vrouw psychische klachten heeft ontwikkeld. In dit laatste geval is niet uitgesloten dat de relatie tussen de vrouw en de minderjarige op sociaal, emotioneel en psychologisch gebied negatief zal worden beïnvloed. Het belang van de minderjarige brengt in dat geval mee dat de verzoeken van de man moeten worden afgewezen.
Indien daarentegen de minderjarige is verwekt in een periode dat partijen een relatie met elkaar hadden, dan is op grond van hetgeen door de vrouw is gesteld, niet duidelijk op welke wijze het contact tussen de man en de minderjarige de relatie tussen de vrouw en de minderjarige (en daarmee de ontwikkeling van de minderjarige) negatief zal beïnvloeden. De belangen van de minderjarige en die van de man brengen in dat geval mee dat de verzoeken van de man moeten worden toegewezen.
4.2
Een verkeerde beoordeling van het verweer van de vrouw kan ingrijpende consequenties hebben voor de zwaarwegende belangen van de minderjarige. Indien het verweer van de vrouw ten onrechte wordt verworpen (en er dus ten onrechte vanuit zou worden gegaan dat de man de vrouw niet heeft verkracht en dat de vrouw daardoor geen psychische klachten heeft ontwikkeld), en de verzoeken van de man worden toegewezen, dan kan dat ten gevolge hebben dat er reële risico’s zijn dat de minderjarige wordt belemmerd in haar evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is om de minderjarige het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat het nodig heeft. Wordt daarentegen het verweer van de vrouw ten onrechte gehonoreerd, dan zal dat ten gevolge hebben dat er geen contact tot stand komt tussen de minderjarige en haar vader, terwijl er in werkelijkheid geen objectieve redenen zijn om hen dat contact te onthouden.
4.3
Om een beslissing in dit geschil te kunnen nemen, moet dus een oordeel worden gegeven over de vraag of de vrouw ter onderbouwing van haar verweer tegen de verzoeken van de man, met de door haar gestelde feiten voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de minderjarige onder geweld en tegen de zin van de vrouw is verwekt.
Wat er werkelijk tussen partijen is gebeurd, weten alleen partijen zelf en zal - zolang zij beiden aan hun verhaal vasthouden - moeilijk kunnen worden vastgesteld. Waar het bij de beoordeling in het kader van deze procedure om gaat, is of de vrouw een verhaal vertelt dat innerlijk consistent is en ook consistent is met de overige tussen partijen vaststaande feiten en daarmee kan gelden als een gemotiveerd verweer tegen de verzoeken van de man. In verband daarmee zal hieronder eerst kort worden weergegeven wat de vrouw bij verschillende gelegenheden heeft verklaard omtrent haar contacten met de man alsmede hetgeen de man daarover heeft verklaard.
verklaring van de vrouw in het verweerschrift d.d. 5 juni 2018
4.4.
In het verweerschrift d.d. 5 juni 2018 in deze procedure heeft de vrouw het volgende gesteld omtrent de verwekking van de minderjarige en haar omgang met de man.
- Partijen hadden geen affectieve relatie op het moment dat de minderjarige onder geweld werd verwekt.
- De vrouw kende de man van een vakantiejob bij Keke Department Store. Toen de vrouw op een keer op de bus stond te wachten, bood de man haar een lift aan. In plaats van haar naar school te brengen, bracht de man haar onder bedreiging van een wapen naar een appartementen-complex.
- In één van de appartementen heeft de man de vrouw verkracht, mede onder bedreiging van geweld jegens haar familie.
- Het daadwerkelijke belang dat de man heeft bij de erkenning van de minderjarige en het opbouwen van family-life, is dat hij op die wijze een vergunning tot verblijf kan verkrijgen.
verklaring van de vrouw tegenover de Voogdijraad d.d. 20 september 2018
4.5.1
Tegenover de Directie Voogdijraad heeft de vrouw tijdens een eerste bijeenkomst d.d. 20 september 2018 het volgende verklaard omtrent de verwekking van de minderjarige en haar omgang met de man.
- De vrouw heeft de man leren kennen in juli 2016 toen zij vakantiewerk deed in een winkel.
- De man en de vrouw zijn via Facebook vervolgens bevriend geraakt, hebben hun telefoonnummers gewisseld en hebben contact onderhouden via Whatsapp. De vrouw heeft de man verder niet persoonlijk ontmoet in deze periode.
- Toen de vrouw in januari 2017 op de bus stond te wachten, bood de man haar een lift aan. De man is naar een appartementencomplex gereden en onder verbale bedreiging is de vrouw akkoord gegaan met geslachtsgemeenschap.
- De vrouw heeft de man in de periode direct daarna niet meer gezien; wel hebben zij contact gehad via Whatsapp.
- Toen de vrouw medio maart bemerkte dat ze in verwachting was, durfde ze dit niemand te vertellen, onder meer omdat ze bang was dat haar moeder haar iets zou aandoen.
- De vrouw heeft daarop aan de man verzocht haar te helpen met het plegen van abortus, hetgeen de man weigerde.
- De vrouw heeft aan twee vriendinnen verteld dat ze zwanger was; die vriendinnen hebben haar vader ingelicht en haar vader heeft het haar moeder verteld.
- De vrouw heeft vervolgens ieder contact met de man verbroken; Facebook en Whatsapp heeft ze geblokkeerd.
4.5.2
Voorts heeft de vrouw verklaard dat zij na de geboorte van de minderjarige depressief is geworden, dat ze nachtmerries had, dat ze het zichzelf verweet dat ze onverwacht zwanger was geworden en dat ze niet eerst haar school had afgemaakt
4.5.3
Omtrent de reden waarom de vrouw contact tussen de man en de minderjarige onwenselijk vindt, heeft de vrouw tijdens de bespreking d.d. 20 september 2018 het volgende verklaard.
- Ze was bang voor de man vanwege hetgeen hij haar had aangedaan.
- Ze vreesde dat de man de minderjarige bij haar zou wegnemen.
- Ze had niet had verwacht dat de man de minderjarige wilde erkennen.
- De minderjarige is van haar en wegens de negatieve ervaringen die de vrouw zelf in haar jeugd heeft gehad met haar eigen vader - die haar in de steek heeft gelaten en er nauwelijks voor haar was - wil ze niet dat de man de minderjarige erkent.
de verklaring van de man d.d. 24 september 2018 tegenover de Voogdijraad
4.6
De man heeft tegenover de Voogdijraad tijdens een bijeenkomst d.d. 24 september 2018 het volgende verklaard omtrent de verwekking van de minderjarige en zijn omgang met de vrouw.
- Partijen hebben elkaar leren kennen toen de man een keer in de winkel kwam waar de vrouw werkte.
- De vrouw heeft bij die gelegenheid haar telefoonnummer aan de man gegeven. Het daarop volgend contact verliep voornamelijk telefonisch, maar de vrouw kwam ook wel eens langs in de kapperszaak waar de man werkt.
- Op 6 januari 2017 kwam de vrouw weer langs op het werk van de man en partijen zijn daarop met elkaar naar bed geweest.
- In de periode daarna is er normaal contact geweest tussen partijen. Op 27 februari 2017 heeft de vrouw in een persoonlijk gesprek met de man medegedeeld dat ze in verwachting was.
- De vrouw gaf aan de man te kennen dat ze op dat moment haar moeder niet wilde inlichten over de zwangerschap, omdat ze bang was voor haar moeder en hetgeen de moeder haar zou kunnen aandoen.
- Partijen hebben de mogelijkheid besproken om te gaan samenwonen.
- Na verloop van tijd liet de vrouw weten dat ze een abortus wilde, waarmee de man niet wilde instemmen.
- De man heeft tijdens de zwangerschap een aantal keren geld aan de vrouw gegeven voor de aanschaf van spullen voor de baby.
- Op een gegeven moment wenste de vrouw geen contact meer en heeft ze het telefoonnummer van de man geblokkeerd. Via een vriend van de man hadden partijen toch af en toe heimelijk contact, zonder dat de moeder van de vrouw dit wist.
- Na de geboorte van de minderjarige hebben partijen contact gehad en heeft de vrouw een foto van de minderjarige aan de man verzonden.
- De man heeft aan de vrouw laten weten de minderjarige te willen erkennen, maar de vrouw antwoordde daarop dat haar moeder daarmee niet instemde.
verklaring van de vrouw d.d. 14 november 2018 tegenover de Voogdijraad
4.7.1
De vrouw heeft tijdens een tweede bespreking met de Voogdijraad op 14 november 2018 nog aanvullend het volgende verklaard:
- Partijen hadden elkaar voor de verwekking van de minderjarige meerdere keren ontmoet, onder meer op het werk van de man en doordat de man haar vaker een rit aanbood.
- Toen bleek dat de vrouw in verwachting was, zijn er gesprekken geweest tussen partijen omtrent plannen om met elkaar te gaan samenwonen;. Als de moeder van de vrouw haar uit huis zou zetten dan zou de man woonruimte regelen.
- Nadat de vrouw in verwachting was geraakt, heeft zij geld ontvangen van de man dat ze persoonlijk van hem in ontvangst heeft genomen.
4.7.2
Omtrent de reden dat de vrouw niet wil dat de man de minderjarige erkent, heeft ze in het tweede gesprek verklaard dat:
- de man zich sedert de geboorte van de minderjarige onvoldoende heeft ingespannen om betrokken te zijn in het leven van de minderjarige;
- de vrouw tijdens een cursus voor alleenstaande moeders heeft gezien dat vaders het altijd laten afweten;
- zij door een erkenning van de minderjarige door de man geen zeggenschap meer zou hebben over de minderjarige en de man de minderjarige iets zou kunnen aandoen
het advies van de Voogdijraad (bijzonder curator) en de beoordeling
4.8
Tijdens de mondelinge behandeling van 2 april 2019 heeft mevrouw Maduro van de Voogdijraad verklaard dat de Voogdijraad er, gezien de aard van de problematiek in deze zaak, bewust voor heeft gekozen om de besprekingen met de vrouw bij de Voogdijraad te laten plaatsvinden ten overstaan een juriste en een psychologe, teneinde op deze wijze tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. De Voogdijraad heeft, na advies van de psychologe, geadviseerd om de verzoeken van de man toe te wijzen.
4.9
Het gerecht oordeelt, met in achtneming van het rapport van de Voogdijraad, als volgt.
De vrouw heeft niet consistent verklaard op welke wijze zij voorafgaand en tijdens de door haar gestelde verkrachting door de man is bedreigd. In het verweerschrift heeft zij gesteld dat de man haar onder bedreiging met een wapen heeft gedwongen om mee te gaan naar het appartementencomplex. Tijdens de eerste bespreking met de Voogdijraad heeft de vrouw verklaard dat de dreiging verbaal was. Die dreiging hield in dat de vrouw aan niemand iets mocht vertellen omdat zij anders zou zien wat er zou gebeuren. Daardoor voelde zij zich gedwongen met hem naar bed te gaan.
Volgens de advocate van de vrouw lijken deze verklaringen wellicht tegenstrijdig, maar zijn ze dat niet. De man heeft de vrouw namelijk verbaal gedreigd dat hij een wapen bij zich had. Dit verweer overtuigt niet. De vrouw heeft blijkens het rapport van de Voogdijraad verklaard dat de verbale dreiging eruit bestond dat ‘zij anders wel zou zien wat er zou gebeuren’. Dat is wat anders dan een verbale dreiging dat de man een wapen bij zich had.
4.1
Voorts heeft de vrouw ook niet consistent verklaard omtrent haar contacten met de man, zowel voorafgaand aan als na de verwekking van de minderjarige. In het verweerschrift heeft de vrouw gesteld dat zij, voorafgaand aan de verwekking van de minderjarige, de man slechts één keer had ontmoet in de winkel waar zij werkte. Tijdens de eerste bespreking bij de Voogdijraad heeft ze aanvullend verklaard dat partijen na de ontmoeting in de winkel contact hebben onderhouden via Facebook en Whatsapp, maar dat zij de man niet meer persoonlijk heeft ontmoet voordat de minderjarige werd verwekt. Tijdens de tweede bespreking bij de Voogdijraad heeft de vrouw verklaard dat partijen elkaar voorafgaand aan de verwekking van de minderjarige meerdere keren persoonlijk hebben ontmoet, onder meer op het werk van de man en doordat de man haar vaker een rit aanbood.
4.11
In het verweerschrift heeft de vrouw gezwegen over contacten tussen partijen na de verwekking van de minderjarige; de indruk die zij daarmee wekt is dat partijen geen contact meer hebben gehad. In haar eerste gesprek bij de Voogdijraad heeft de vrouw verklaard dat er na de verwekking van de minderjarige contact tussen partijen is geweest omtrent de wens van de vrouw om abortus te plegen. In de tweede bespreking bij de Voogdijraad heeft de vrouw verklaard dat partijen na de verwekking van de minderjarige hebben gesproken over de mogelijkheid om samen te gaan wonen en dat zij persoonlijk geld van de man in ontvangst heeft genomen voor het kopen van spullen voor de baby.
4.12
Het verhaal van de vrouw omtrent de verkrachting die volgens haar heeft plaatsgevonden en de contacten die tussen partijen bestonden, is blijkens het bovenstaande niet consistent. Opvallend is dat de vrouw, toen zij tijdens de tweede bespreking bij de Voogdijraad werd geconfronteerd met de verklaringen die door de man waren gedaan, de man op essentiële punten gelijk heeft gegeven. Waar de vrouw in haar verweerschrift aanvankelijk stelt dat zij onder bedreiging van een wapen is verkracht door een man die zij daarvoor maar één keer had ontmoet en met wie zij ook daarna geen contact meer heeft gehad, verklaart zij uiteindelijk dat ze onder verbale bedreiging gemeenschap heeft gehad met de man, met wie zij daarvoor al vaker persoonlijk contact had gehad en met wie zij na de verwekking van de minderjarige heeft gesproken over de mogelijkheid om samen te gaan wonen. De vrouw heeft geen gemotiveerde uitleg gegeven voor deze uiteenlopende verklaringen.
4.13
Ook omtrent de redenen waarom zij niet wil dat de verzoeken van de man worden toegewezen, is de vrouw niet consistent. In de processtukken (verweerschrift en in de akte uitlating voogdijrapport) stelt de vrouw dat de verkrachting en de schadelijke gevolgen die een voortgezet contact met de verkrachter zal hebben voor de relatie tussen de vrouw en de minderjarige, dé reden is dat de verzoeken van de man moeten worden afgewezen. Tijdens de gesprekken bij de Voogdijraad legt de vrouw daarentegen de nadruk op geheel andere redenen die moeten leiden tot afwijzing van de verzoeken van de man. Zij verklaart daar dat zij er (op basis van haar eigen ervaringen en op grond van hetgeen tijdens een cursus is verteld) (i) geen vertrouwen in heeft dat de man een stabiele factor zal zijn in het leven van de minderjarige, dat zij (ii) bang is dat zij na een erkenning van de minderjarige door de man minder zeggenschap zal hebben of dat (iii) de man de minderjarige zal wegnemen en dat (iv) de man zich onvoldoende heeft ingespannen om betrokken te zijn in het leven van de minderjarige. Uit deze eigen verklaringen van de vrouw volgt niet dat zij van oordeel is dat contact van haar met de man en de negatieve invloed die dit kan hebben op de relatie van haarzelf met de minderjarige, doorslaggevende reden is om de verzoeken van de man te weigeren. Integendeel, uit het verwijt aan de man dat hij te weinig betrokken is in het leven van de minderjarige (welke geringe betrokkenheid overigens het gevolg is van het gedrag van de vrouw zelf) volgt dat de vrouw kennelijk een andere verwachting had omtrent de rol die de man op zich zou nemen in het leven van de minderjarige.
4.14
Indien het bovenstaande in onderlinge samenhang wordt beschouwd, heeft de vrouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de man is verkracht en dat zij ten gevolge van die verkrachting zodanige psychische problemen ondervindt, dat contacten van de man met de minderjarige tot gevolg zal hebben dat de relatie tussen de vrouw en de minderjarige op sociaal, emotioneel en psychologisch gebied negatief zal worden beïnvloed en dat er reële risico’s zijn dat de minderjarige wordt belemmerd in haar evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
4.15
Bovenstaand oordeel impliceert dat het gerecht de vrouw niet volgt in haar verweer dat de omstandigheid dat zij onder behandeling staat voor psychische problemen, voldoende aantoont dat zij is verkracht door de man en dat toewijzing van de verzoeken van de man in de weg zal staan aan een verbetering van haar psychische gezondheid en daarmee de ontwikkeling van de minderjarige negatief zal beïnvloeden.
Op grond van de producties die door de vrouw zijn overgelegd en de houding van de vrouw tijdens de zitting van 2 april 2019, neemt het gerecht wel als vaststaand aan dat de vrouw daadwerkelijk ernstige psychische problemen heeft en dat zij thans voor die problemen onder behandeling staat. De oorzaak van de problemen is - zo begrijpt het gerecht uit de producties - nog niet door de behandelaars vastgesteld, althans daarover doen zij ten behoeve van deze procedure geen mededelingen. Het gerecht acht het op zich niet onaannemelijk dat de problemen van de vrouw zijn begonnen toen zij in verwachting was en dat het feit dat zij op jonge leeftijd in verwachting is geraakt, mede een oorzaak is van haar psychische problemen. Daaruit kan echter nog niet worden geconcludeerd dat de problemen een gevolg zijn van een verkrachting van de vrouw door de man, zoals de vrouw stelt. Dat volgt ook niet uit de brief van de behandelend psycholoog in haar brief van 12 februari 2019, waarin wordt gesteld dat de vrouw getraumatiseerd is door een nare gebeurtenis in het verleden.
In het oordeel dat de psychische behandeling van de vrouw nog geen bewijs is van een door de vrouw gestelde verkrachting, betrekt het gerecht dat de problemen van de vrouw ook op een andere wijze kunnen samenhangen met het feit dat zij, onverwacht en ongepland, op jonge leeftijd moeder is geworden. Daarbij kan mede een rol spelen dat de zwangerschap niet kon rekenen op goedkeuring van de eigen moeder van de vrouw, bij wie de vrouw nog steeds inwoont.
4.16
Ook volgt het gerecht de vrouw dus niet in haar stelling dat de waarneembare fysieke angstreactie van de vrouw op de man - toen zij tijdens haar eerste bespreking met de Voogdijraad vernam dat de man ook (buiten medeweten van de Voogdijraad) op het kantoor van de Voogdijraad was verschenen - het rechtvaardigt dat er eerst nader onderzoek wordt gedaan naar de oorzaak van deze heftige reactie alvorens kan worden beslist op het verzoek van de man (akte uitlating voogdijraadrapport, nr. 7). Uit hetgeen van de zijde van de vrouw is gesteld, volgt niet dat de door de vrouw gestelde verkrachting door de man de enige waarschijnlijke oorzaak voor deze reactie moet zijn geweest. Niet uitgesloten is dat de onvolledige en onjuiste verklaringen die de vrouw heeft gedaan om te voorkomen dat de man een rol in het leven van de minderjarige gaat spelen, de heftige reactie bij de vrouw hebben veroorzaakt toen zij vernam dat de man eveneens bij de Voogdijraad aanwezig was.
4.17
Ook verwerpt het gerecht het verweer van de vrouw dat de omstandigheden waaronder het kind zijn verwekt dusdanig zijn dat het zekere voor het onzekere moet worden genomen in deze unieke situatie (akte uitlating voogdijraadrapport, nr. 14). Het gerecht begrijpt dit verweer aldus dat de vrouw van oordeel is dat, zolang de omstandigheden waaronder de minderjarige is verwekt niet objectief zijn vastgesteld, de verzoeken van de man zekerheidshalve niet behoren te worden toegewezen. Daarmee miskent de vrouw dat met toewijzing van dit verweer de belangen van de minderjarige evenzeer kunnen worden geschaad. Zoals het gerecht hiervoor (onder nummer 4.2) heeft overwogen, zal het afwijzen van de verzoeken van de man ten gevolge hebben dat er geen family-life tussen de man en de minderjarige tot stand zal komen. De totstandkoming van een dergelijke band is in beginsel mede in het belang van de minderjarige. Indien er, bij het uitblijven van objectieve zekerheid omtrent de omstandigheden waaronder de minderjarige is verwekt en de oorzaak van de psychische klachten van de vrouw, voor wordt gekozen om de verzoeken van de man af te wijzen, terwijl de psychische klachten van de vrouw in werkelijkheid hun oorzaak niet vinden in een door de vrouw gestelde verkrachting, dan wordt aan de minderjarige en de man ten onrechte de mogelijkheid onthouden om family-life op te bouwen, waardoor mede de belangen van de minderjarige worden geschaad.
4.18
Het gerecht zal de man op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dan ook vervangende toestemming verlenen om de minderjarige te erkennen.
4.19.1
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welke geslachtsnaam de minderjarige bij de erkenning zal dragen. Het gerecht overweegt als volgt.
4.19.2
Ingevolge artikel 1:5 Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) is de geslachtsnaam van een kind die van zijn vader, en anders die van de moeder. Conform het geldende recht krijgt de minderjarige bij de erkenning de geslachtsnaam van de vader.
4.19.3
Algemeen aanvaard is dat in het huidige Arubaanse namenrecht de moeder van een kind wordt achtergesteld bij de vader zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging is. Deze ongelijke behandeling is in (elk geval) strijdig met artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
4.19.4
De Arubaanse wetgever heeft dit rechtstekort onder ogen gezien. Bij Landsverordening van 23 september 2016 – tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in verband met een aantal onderwerpen die nog een regeling of aanpassing in het Burgerlijk Wetboek van Aruba behoeven (aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba), AB 2016, no. 51 (hierna: Landsverordening aanvulling BWA) – is bepaald dat art. 1:5 BWA wordt vervangen door veertien nieuwe wetsartikelen (art. 1:5 tot en met art. 1:5m BWA).
Artikel 1:5 van de Landsverordening aanvulling BWA bepaalt, voor zover hier van belang, dat de ouders bij de keuze van de geslachtsnaam van hun kind kunnen kiezen voor de geslachtsnaam van de vader dan wel voor die van de moeder.
Artikel 1:5g, eerste lid, Landsverordening aanvulling BWA luidt:
“Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, behoudt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren naamskeuze te doen. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind.”
4.19.4
De Landsverordening aanvulling BWA is nog niet in werking getreden. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 13 juli 2017 (ECLI:NL:2017:2614) overwogen dat nu de Landsverordening aanvulling BWA nog niet in werking is getreden en onbekend is op welke termijn dat het geval zal zijn, de rechter thans voor Aruba dient te bezien of in dit rechtstekort kan worden voorzien. De rechter kan door bij de keuze van de wetgever, zoals gemaakt bij de vaststelling van de Landsverordening aanvulling BWA, aan te sluiten een oplossing bieden voor het rechtstekort van de geldende wetgever (rechtsoverwegingen 3.4.6 en 3.4.8).
4.19.5
Voor de in deze zaak aan de orde zijnde erkenning sluit het gerecht aan bij het bepaalde in artikel 1:5g, eerste lid, van de Landsverordening aanvulling BWA, waarin wordt bepaald dat een kind dat door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan in beginsel de geslachtsnaam van de moeder behoudt.
4.19.6
Gelet op het voorgaande bepaalt het gerecht dat ter gelegenheid van de erkenning door de man van de minderjarige artikel 1:5 lid 1 BWA buiten toepassing blijft en de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder behoudt.
4.2
Het gerecht zal na de erkenning door de man moeten beslissen op het verzoek van de man om samen met de vrouw te worden belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarige en op het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling. De beslissing die in deze beschikking zal worden gegeven omtrent de erkenning is een eindbeschikking, waartegen thans de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep openstaat op grond van artikel 429n van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Het gerecht acht het wenselijk dat de verdere behandeling van de verzoeken van de man tot het toekennen van het gezamenlijk gezag en het vaststellen van een omgangsregeling wordt aangehouden, zolang de beslissing omtrent de erkenning niet onherroepelijk is geworden.
Het gerecht zal om die reden de zaak verwijzen naar de rolzitting van dinsdag 3 september 2019 voor akte uitlaten aan de zijde van [de moeder] omtrent de vraag of zij hoger beroep heeft ingesteld tegen de eindbeschikking van het gerecht omtrent de erkenning.
4.21
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verleent de man [de man], bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming om de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba, te erkennen;
bepaalt dat ter gelegenheid van de erkenning door de man artikel 1:5 lid 1 BWA buiten toepassing blijft en de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder [achternaam moeder] behoudt,
verwijst de zaak naar de terechtzitting van dinsdag 3 september 2019 voor akte uitlating met de doeleinden vermeld in nummer 4.20;
houdt alle overige beslissingen aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.